Een gedroomde balans?

img_7145Wie mij al een tijdje volgt, weet dat ik hier ook wel eens een boompje durf opzetten over de niet altijd even geslaagde zoektocht naar een evenwicht tussen je werk en je gezin. Dit combinatiedossier was een paar jaar terug zelfs mijn voornaamste motivatiebron om lid te worden van Femma. Intussen zijn we wat jaartjes verder, hebben we wat professionele watertjes doorzwommen en durf ik – hout vasthouden – te stellen dat ik een zekere balans gevonden heb.

Dat evenwicht zit momenteel in een voltijdse betrekking, een beetje tot mijn grote verbazing, aangezien ik het grootste stuk van mijn professionele leven 4/5de heb gewerkt. We moeten eerlijk zijn, soms mis ik mijn vrije woensdag wel, maar het is niet enkel die vrije dag in de week die zorgt voor een goede balans. Al hielp dat rustpunt mij in drukke tijden wel om even op adem te komen en om er te kunnen zijn voor mijn toen nog jonge dochters. Maar de dochters groeiden op en ik zocht (en vond) een inhoudelijk uitdagende job met veel kansen op zelfontplooiing. Dat geeft ontzettend veel energie. Maar dat ik bijvoorbeeld twee dagen per week kan/mag thuiswerken, geeft ook rust.

Afgelopen week was toevallig wel een zware week. Niet alleen had ik een late  (weliswaar interessante) bijscholing op woensdag, bovendien werkte ik ook zaterdag op een vakbeurs. Zoals vaak denk ik daar op voorhand niet over na: als het interessant lijkt en ik kan iets bijleren dan ben ik er vaak als de kippen bij. Dat de agenda misschien al een beetje overvol zat (of uitpuilde), namen we dan maar voor lief. Het is trouwens toch bijna herfstvakantie, dan kunnen we ook even recupereren. Maar momenteel is het natuurlijk wel even pittig, want het weekend was wel héél erg kort en mijn normale huishoudelijke taken kreeg ik ditmaal uiteraard niet gebolwerkt.

Toen ik het er met mijn ouders over had, bleek dat zaterdagwerk voor hen ook geen onbekende was. Wanneer het precies was afgeschaft, wisten ze niet meer (het blijkt in 1971 geweest te zijn), maar in het begin van hun carrière was het de normaalste zaak ter wereld dat je ook op zaterdag ging werken en enkel op zondag rust had. Dat is uiteindelijk nog maar één generatie geleden. Mijn ouders hebben het dus meegemaakt dat er een werkdag geschrapt werd. Zij hebben mee sociale geschiedenis geschreven.

Het deed me achteraf hopen dat wij misschien de laatste generatie worden die vijf dagen werken. Wie weet wordt de vierdaagse werkweek voor mijn dochters wel het nieuwe normaal. Net zoals het in 1970 onmogelijk leek om van 6 naar 5 te gaan, lijkt het nu een onhaalbare droom dat we vier dagen per week zouden werken. Hoewel uit verschillende experimenten in bijvoorbeeld Zweden of Nieuw-Zeeland intussen al blijkt dat deze werkduurvermindering ontzettend veel voordelen heeft (werknemers zijn minder ziek en boeten absoluut niet in aan productiviteit, integendeel), lopen deze experimenten telkens weer stuk op het (zogenaamde?) financiële kostenplaatje (hoewel dat de Nieuw-Zeelanders niet heeft tegengehouden om het experiment in de praktijk om te zetten).

Een utopie? Misschien wel, maar dat belet Femma niet om de vierdagenweek ook in België een jaar lang uit te testen (ongelooflijk nieuwsgierig ben ik naar de bevindingen). Bovendien zouden Engelse vakbonden en zelfs de Labour-partij een vierdagenweek willen steunen, al werd dit al even snel weer ontkend. Jammer, want ik geloof dat dit radicale voorstel voor een ommezwaai zou kunnen zorgen en voor een betere balans tussen gezin en werk. Heel voorzichtig koester ik een stille hoop dat ik binnen een jaar of 20 aan mijn kleinkinderen kan vertellen dat “moeke” het ooit nog meegemaakt heeft dat er 5 dagen gewerkt werd. Hopelijk kunnen zij dan even raar opkijken als mijn dochters gisteren toen ze oma’s en opa’s wedervaren op een werkzaterdag te horen kregen…

Advertentie

Waarom ik graag thuiswerk

170503-Tijd-kost-niks-480x679

(www.loesje.nl)

Doorheen mijn hele carrière heb ik af en toe wel eens thuisgewerkt. Vaak deed ik van home office als er een treinstaking was, of als ik vroege shiften deed voor sportevenementen als de Australian Open of de US Open, of als de weersvoorspellingen zo slecht waren dat ik het risico van de verplaatsing liever niet nam. De laatste tijd moet ik voor mijn job ook regelmatig op verplaatsing en dan durf ik ook ’s morgens al thuis beginnen of na de afspraken ’s namiddags thuis mijn werkdag eindigen.

Maar deze week had ik voor het eerst twee volledige thuiswerkdagen en dat deed me deugd:

  • Het is fijn om eens geen verplaatsingen hoeven te maken. Ook al doe ik mijn verplaatsingen “rustig” met het openbaar vervoer en valt dat over het algemeen best mee, dan nog kan het fijn zijn om eens een dag niet te hoeven haasten. Want het duurt ’s morgens wel even voor mijn motor aanslaat en de trein wacht uiteraard niet. Om dan eens in alle rust wakker te kunnen worden, is af en toe wel aangenaam.
  • Bovendien waren mijn twee thuisdagen deze week ook écht goed gepland: het openbaar vervoer kende immers een zware week. Er was een staking en twee dagen kwam “mijn” trein niet of veel te laat opdagen. Waardoor ik een volgende stoptrein moet nemen en met zo’n 20 minuten vertraging op het werk arriveer. En dat is altijd een beetje balen, ook al kan je er zelf niet veel aan doen.
  • Je mag in jogging werken! Als ik ga werken, wil ik liefst toch “deftig” voor de dag komen. Niet dat het “in tailleur” moet, dat ook weer niet, maar thuis mag het allemaal wat losser. En aangezien ik een thuiswerkdag zonder collega’s doorbreng, heeft niemand er last van dat het voor één keer in jogging is.
  • Je kan zalig doorwerken thuis. Met Studio Brussel op de achtergrond en de hond die de ganse dag in de zetel ligt te maffen, raak ik eigenlijk wel vlot “in de flow”. Zeker als ik me moet concentreren of als ik iets moet uitwerken, ben ik graag thuis. Hier gaat het eens zo snel en is er geen afleiding. En dan ben je ingespannen met iets bezig geweest en is het ineens drie uur verder als je terug op de klok kijkt.
  • Je kan tijdens je middagpauze al eens iets nuttigs doen. De vaatwasmachine uitladen, of een was ophangen, dat past perfect in het halfuurtje “rust” tijdens de middag. Want er zijn natuurlijk geen collega’s om de middagpauze mee vol te babbelen…
  • Thuiswerken is gewoon goed voor de work-life balance. Je werkt evenveel uren, maar je “wint” je verplaatsing. Het is trouwens ook eens aangenaam om al thuis te zijn als de schooldag erop zit voor de echtgenoot en de dochters. Meestal ben ik pas anderhalf uur na hen thuis. Op thuiswerkdagen kan ik veel vroeger mijn mamarol opnemen.

Maar er zijn toch ook wel een paar nadelen aan dat thuiswerken:

  • Ik zou het niet zien zitten om hele weken op een stuk van thuis uit te werken. Want het is toch ook wel een beetje eenzaam. Soms mis je wel een collega om eens een babbeltje mee te doen, om een idee mee af te toetsen, of om een koffiepauze mee te nemen. Ik denk dat ik na een paar dagen al blij zou zijn als de postbode zou aanbellen zodat er toch iemand is om even een paar woorden mee te wisselen.
  • Thuiswerkdagen zijn géén goede dagen voor mijn stappenteller. Absoluut niet! Als het streefdoel is om 10.000 stappen per dag te zetten (wat me meestal wel lukt als ik ga werken, dankzij de wandelingen van en naar het station) dan moet ik eerlijk bekennen dat ik op een thuiswerkdag nog geen tiende daarvan stap. Ook omdat de gsm/stappenteller meestal ergens op een kast ligt te liggen. Al zou de impact verwaarloosbaar zijn: ik heb niet bepaald veel beweging op zo’n thuiswerkdag.
  • Ik drink minder thuis. Op het werk zet ik een kan water op mijn bureau die ik ’s morgens en ’s middags vul. Tegen het einde van de werkdag heb ik dan zo’n twee liter water binnen. Thuis vergeet ik dat gewoon. Dan is het middag en herinner ik me ineens dat ik nog niet gedronken heb. Of dan komen de dochters thuis van school en vragen ze meteen om iets te mogen drinken en denk ik “oei, dat wordt bij mij misschien ook wel hoog tijd”.

Het is een luxe dat ik mag thuiswerken, dat besef ik maar al te goed, en ik geniet met volle teugen van de rustige werkdagen thuis. Maar langs de andere kant is de afwisseling ook fijn en zou ik het contact met mijn collega’s te veel missen als ik te vaak thuis zat. Een goede balans is dus essentieel. En wat zou het leven zijn zonder de onvoorspelbaarheid van het openbaar vervoer? Verschrikkelijk saai, toch 😉?

Een stap terug/vooruit?

Ongeveer een jaar geleden besloot ik terug 4/5de te gaan werken. Omdat het (financieel) kon en omdat het voor ons gezin al eerder een beproefd en goedgekeurd recept was. Intussen zijn we een jaar verder en sta ik nog steeds achter onze beslissing van toen. Al had ik nooit kunnen inschatten dat het toch redelijk wat tijd in beslag zou nemen vooraleer we onze draai vonden in het nieuwe ritme.

Ik ben op woensdag thuis. Omdat woensdag de dansdag is van de dames en we meestal redelijk wat chauffeurtaken te verrichten hebben voor onze danseressen. Maar de voormiddag is voor mij: dan kan ik fietsen, bloggen en wat huishoudelijke klusjes inhalen. Woensdag is ook mijn kookdag: op mijn gemak boodschappen doen en daarna uitgebreid koken (en bakken). Waardoor mijn woensdagen al snel bijzonder gevuld raakten. Een groot deel van het jaar bleef ik – ondanks de vrije woensdag – toch een opgejaagd gevoel houden.

Want het is mijn enige vrije dag. De enige dag dat ik thuis ben vóór de echtgenoot en de kinderen. De enige weekdag dat ik kan (vooruit)koken. De enige dag dat ik “rustig” wat huishoudelijke klusjes kan doen of inhalen. Mijn blog- en fietsdag in de week. Voor ik er erg in had, had ik mijn vrije woensdag helemaal volgepland. Met zaken die in mijn hoofd al snel “moetjes” werden. Ik moest die laatste mand strijk wegwerken, gezond en uitgebreid koken, boodschappen doen, chauffeur spelen voor de kinderen en liefst ook nog een uur fietsen en bloggen. Een uitgebreid en ambitieus programma, maar het lukte. Toch de eerste paar weken.

Maar toen kwamen er hier en daar al eens kinkjes in de kabels. Als het woensdagplan niet lukte, of als de echtgenoot toch moest bijspringen bij het heen- en weer rijden, was ik diep vanbinnen teleurgesteld in mezelf. Ik was er niet in geslaagd mijn lijstje “perfect” af te werken. Ik bleef mezelf “opjagen” om toch maar mijn zelf bedachte moetjes te halen. Maar beetje bij beetje leerde ik toch loslaten. Leerde ik net iets minder ambitieuze to do-lijstjes maken. De echtgenoot sprong regelmatig – met plezier – bij. We verdeelden de ritjes en we gingen al eens een maaltijd afhalen. Er bleef al eens een mand strijk staan tot het volgende weekend en er werd al eens een fietsritje of een blog geschrapt. Stilaan verdween het opgejaagde gevoel, stilaan werd mijn vrije woensdag routine. Stilaan kreeg ik een haalbaar programma te pakken. En leerde ik mild zijn voor mezelf als het lijstje uit mijn hoofd toch niet volledig afgevinkt raakte.

Dus kan ik na een jaar zeggen dat we blij zijn met mijn 4/5de. Dat we het niet meer anders zouden willen. Het is een extra dag die ons allemaal ruimte geeft. Die me zelfs professioneel ook marge geeft: ik kan ervoor kiezen om – als dat nodig is – toch een tandje bij te steken en ook op woensdag te werken. In de wetenschap dat de week erna (of de maand erna) toch weer rustiger wordt. Dat er toch weer een woensdag komt waarop ik wat klusjes kan inhalen. Of net niet. En dan komt er zelfs een moment dat je het gevoel hebt dat je het voor mekaar hebt: het huis gekuist, gefietst, geblogd, lekker gekookt en zelfs nog wat tijd en ruimte voor elkaar. Dat het is zoals het moet zijn.

img_7145Toch blijft het een beetje wrang dat dit kan omdat we met twee zijn en omdat ons gezin dit financieel kan dragen. Het voelt ergens egoïstisch ten opzichte van al die andere (alleenstaande) mama’s en gezinnen die dit ook graag zouden willen, maar om verschillende redenen niet kunnen. Die nochtans ook snakken naar een momentje van rust in het midden van een drukke werkweek. Die ook graag een extra dagje zouden hebben om wat bij te werken (of net niet). Die ook graag tijd en ruimte zouden willen maken voor zichzelf en voor elkaar.

Waar blijft die 30 uren-week voor iedereen, die Femma zo graag wil realiseren?

Een beetje mildheid, creativiteit en ideeën graag…

Woensdag ook de reportage van Pano gezien over onze kleuterscholen, over die moedige kleuterjuffen en meesters die met hand en tand een dertigtal kleuters nog iets proberen bij te brengen tussen de vele plas- en andere pauzes door? Over de kindjes die de namiddag amper overleven en in slaap vallen op een kussentje terwijl de juf een verhaaltje probeert voor te lezen? Over dat het “allemaal de schuld is van de (luie) ouders, die hun kinderen niet zindelijk naar school sturen en ze véél te vroeg naar school laten gaan terwijl ze duidelijk nog nood hebben aan hun middagdutje”?

Dat er toch ergens iets niet klopt als kindjes tot hun 2 jaar, 5 maanden en 30 dagen in een crèche verblijven waar er verplicht 1 kinderverzorgster is per 7 kindjes, maar vanaf hun 2 jaar en 6 maanden gerust in een klasje kunnen gaan zitten waar er amper 1 kleuterjuf is voor een groep tot (maximum?) 30 kindjes. Gelukkig  krijgt de kleuterjuf ook nog 2 halve dagen per week versterking van een kinderverzorgster (afhankelijk van het aantal leerlingen van de school uiteraard).

Dat we als ouders alweer het gevoel krijgen te falen in datgene wat we toch het allerbelangrijkste vinden in ons leven, de opvoeding van onze kinderen. Dat we zoveel MOETEN in ons leven dat we het niet meer gecombineerd krijgen. Dat we uitstekende ouders moeten zijn, een sexy, interessante én fitte partner en uiteraard de ideale werknemer. Die het bedrijf op de eerste plaats zet, overuren maakt en zijn economische waarde in stand houdt. Die niet weet hoe ze het aan haar kinderen moet uitleggen dat mama alweer een halfuurtje te laat is in de opvang. Die met het schaamrood op de kaken net voor (of net na) sluitingstijd de crèche binnengestormd komt – alweer. Het was een drukke week, maand, jaar.

Dat je dan amper nog tijd overhoudt voor je kinderen (en hun potjestraining). Dat je je sowieso schuldig voelt, altijd en overal. Dat je je telkens opnieuw voelt falen en er absoluut geen behoefte aan hebt om daar nog eens door een minister op gewezen te worden. Stiekem denk je dat zelf – veel te vaak – ook al.

De afgelopen jaren hebben de budgetten voor de scholen ook een besparingsoperatie ondergaan. De klassen werden zo alweer wat groter, maar dat schuift de minister wel eventjes onder de mat. We zetten in op jobs, jobs, jobs, maar er schiet niet voldoende geld over voor het onderwijs van onze kinderen zodat één kleuterjuf 30 kindjes moet opvangen. Het zou misschien nét iets minder problematisch zijn als de kleuterjuf 10 kindjes kon opvangen, waarvan er dan per klas misschien maar één of twee nog niet zindelijk waren. Dan zouden we ook jobs, jobs, jobs creëren en tegelijkertijd investeren in de toekomst van ons land in plaats van extra geld te laten wegvloeien in de zakken van rijke (buitenlandse) investeerders.

We kunnen ook andere beleidskeuzes maken. We hebben dringend nood aan een beetje creativiteit en nieuwe ideeën. We hebben leiders nodig met een visie op lange termijn: waar willen we met ons land naartoe? Welke keuzes maken we als samenleving? We moeten stoppen met beleid te voeren “om het budget van dit jaar in evenwicht te krijgen”, en dan volgend jaar het volgende tekort aanpakken met alweer korte termijn-plannen en snelle winsten, maar die onze maatschappij op lange termijn niets bijbrengen.

We hebben dringend nood aan een sterk sociaal weefsel en burgerinitiatieven. Moeten we echt een crowdfunding opstarten om voldoende kleuterjuffen of meesters voor de klassen van onze kinderen te krijgen? We zullen van onderuit ideeën moeten aanreiken en eventueel ook afdwingen – via alle mogelijke wegen. Moeten we net als een aantal ouders nu al doen ons land in gebreke stellen om (noodzakelijke) zorg af te dwingen voor onze kinderen, onze naasten?

img_7145En héél misschien – als we af en toe een beetje meer tijd zouden hebben – die we zelf kunnen indelen, misschien dat we dan ook nog eens creatief kunnen zijn. Zodat we met ideeën kunnen komen voor onze maatschappij. Misschien moeten we met zijn allen massaal van het rad springen waarin we allemaal samen doldraaien. Misschien dat we dan weer wat milder kunnen zijn, voor onszelf en voor elkaar. Misschien hebben we dan de tijd om eens op lange termijn plannen te maken, voor onszelf en voor onze kinderen. Misschien is het Femma-pleidooi voor een 30 uren-week wel een goed beginpunt voor een maatschappelijke discussie over een betere combinatie tussen alle rollen die je in je leven invult: als ouder, partner, kind, werknemer, vriendin…

Als we nu eens massaal grenzen beginnen te trekken. Tot hier en niet verder. Voor ons en voor onze kinderen. Wanneer beginnen we eraan?

Combineren start bij jezelf

Situatie één: Je hebt een paar drukke weken achter de rug, zowel professioneel als privé. Je sukkelt al een paar dagen met een virale oorontsteking en besluit op een avond toch je dokter te raadplegen omdat je er maar niet vanaf raakt en je toch wel last hebt. De dokter adviseert je om de komende twee dagen uit te zieken in je zetel, maar dat komt niet echt goed uit, noch professioneel noch privé.

Wat adviseer je in zo’n situatie aan je beste vriendin? Aan je echtgenoot? Aan je kinderen? Uiteraard raad je hen aan om het doktersadvies te volgen en het twee dagen kalm aan te doen.

Maar wat doe je zelf in zo’n situatie? Denk je een dag later dat je het doktersadvies aan je laars kan lappen omdat je een deadline hebt en je toch van thuis uit kan werken? Of heb je na een goede nachtrust genoeg energie om je huishouden toch op orde te zetten en “zal je daarna wel rusten” (als de hele strijk gedaan is)? Ondanks het aandringen van je echtgenoot om alstublieft naar de dokter te luisteren en het deze keer echt eens kalm aan te doen?

Situatie twee: Een dikke week later zit je opnieuw bij de dokter, nog steeds met dezelfde virale infectie, die dankzij een nieuwe, felle opstoot weer voor pijn en last zorgt. Opnieuw zegt de dokter dat je de komende twee dagen in de zetel moet uitzieken. Ditmaal voel je je ellendig genoeg en blijf je wel thuis. Hoe lang duurt het voor je toch in gang schiet en aan je huishouden begint? Hoeveel uur van je ziekteverlof spendeer je daadwerkelijk in de zetel aan het uitzieken?

Wat zit er in ons dat maakt dat we wel zorg dragen voor de anderen om ons heen, maar niet genoeg voor onszelf? Wat zorgt ervoor dat je het doktersadvies ongestraft in de wind denkt te kunnen slaan? Wat leidt ertoe dat je anderen aanraadt om wél hun dokter te volgen, om goed naar het eigen lichaam te luisteren en genoeg rust te nemen, maar voor jezelf denkt dat je nog net een stapje verder kan gaan? Is het je drang naar perfectionisme, je controledrift, het gevoel van onmisbaar te zijn of het gevoel het zelf beter te kunnen? Samen met de angst om je job en je zekerheid te verliezen in de onzekere tijden waarin we nu leven? Of een veelvoud van deze factoren?

Situatie drie: Sinds begin dit jaar denk ik samen met een heleboel andere fantastische vrouwen (en een dito man) na over hoe we de combinatie tussen werk en gezin meer leefbaar kunnen maken. Het is een fijne Femma-groep. Het leverde me een hoop nieuwe, aangename contacten op. We denken na, we discussiëren, we zijn het niet altijd eens over de manier waarop we een betere balans willen bereiken, maar we gaan voluit voor een betere gezinswereld. We hopen allemaal, op onze eigen manier, met onze eigen gaven en talenten, iets te kunnen betekenen en iets te kunnen veranderen. We zijn jonge mama’s of papa’s, mama’s met tieners of zelfs oma’s,… We zijn enthousiast en gedreven.

Ik dacht aan het hele combinatieverhaal toen ik deze namiddag in mijn zetel een boek probeerde te lezen. Toen ik een poging deed om te rusten en uit te zieken. Toen ik trachtte om me niet druk te maken in de manden was die op me staan te wachten. Ik stimuleer de echtgenoot en de dochters om goed voor zichzelf te zorgen, maar geef als mama niet altijd het juiste voorbeeld. Evenwicht begint met voldoende zorg dragen voor jezelf. Naar je lijf luisteren. Op tijd en stond rust nemen. Niet alleen in woorden, maar ook in daden. Je agenda eens een week(end)je leeg houden. Om tevreden te zijn met wat is, in plaats van telkens opnieuw de lat een beetje onbereikbaar hoger te leggen.

En dus lazen we, in de zetel, een boek uit deze namiddag ;-).

Prut in mijn ogen

Ik was één van de 30.000 die haar handtekening geplaatst heeft onder de petitie tegen de wet-Peeters. En dat heb ik bewust gedaan, zonder “prut in mijn ogen”, ook al beweert advocate Vicky Buelens vandaag in De Tijd dat ik hopeloos gedesinformeerd ben als ik geloof/hoop om de verandering op onze arbeidsmarkt wel nog te stoppen.

Ben ik tegen flexibiliteit? Neen, natuurlijk niet. Ik heb sinds mijn intrede op de arbeidsmarkt nooit anders geweten dan dat je af en toe eens wat langer werkte als het nodig was voor het bedrijf. Als er een deadline gehaald moest worden, als er snel nog een stukje afgewerkt moest worden. Het kon ook niet anders in de snelle wereld die de media, mijn biotoop toen, was. Nieuws stopt immers niet om 17 uur en je kan het moment dat het nieuws bekend raakt ook niet kiezen. Ik was jong, we hadden nog geen kinderen en mijn hobby was mijn werk geworden. Uiteraard ging ik er vol voor.

Maar we kregen kinderen en de flexibiliteit begon zwaarder door te wegen. Uiteraard hield ik nog altijd van mijn job en gaf ik me voor de volle 100%, maar tegelijkertijd wou ik ook bij mijn kinderen zijn. Ik probeerde op tijd thuis te zijn om hen in bed te stoppen, om hen nog even te zien voor de dag om was. Dat lukte vaak, maar niet altijd. Er waren nog altijd deadlines en het werk liep af en toe wel eens uit. Gelukkig was de leraar-echtgenoot er voor de kinderen. Hij ving hen op na school, maakte huiswerk met hen terwijl hij eten op tafel probeerde te toveren. Van zodra de kinderen in bed lagen, kroop hij terug achter zijn bureau, om aan de voorbereidingen of het verbeterwerk te beginnen. Dankzij hem was ik flexibel. Zonder hem had ik veel eerder moeten afhaken.

Een “facebook-leven” hebben we nooit gehad, al zijn we met ons vieren wel heel gelukkig. Een bedrijfswagen, strijkdienst of kinderoppas is hier ook niet terug te vinden. Dat doe ik zelf, in mijn tweede dagtaak. Of mijn grootouders harder werkten, kan ik moeilijk beoordelen, maar mijn oma’s waren wel thuis. Zij zorgden een hele dag voor het huishouden, dat “ding” dat nu het grootste stuk van mijn vrije tijd in beslag neemt.

Waarom heb ik dan toch mijn handtekening geplaatst onder die “vervloekte” petitie? Omdat de randvoorwaarden rond flexibiliteit mij op zijn minst onduidelijk én niet bepaald werknemersgezind lijken. Hoe organiseer je “flexibiliteit” als die opgelegd wordt van één kant? Wat als de werkgever bijvoorbeeld beslist dat nét de grote vakantie een piekperiode is en je dan verondersteld wordt 45 uren te kloppen, die je dan wel kan recupereren in de dalperiodes tijdens het schooljaar? Als echtgenote van een leraar en mama van twee schoolgaande dochters zou dat niet bepaald goed uitkomen, maar welke rechten heb ik? Kan ik dat weigeren? Hoe organiseer je je in godsnaam als je pas een dag op voorhand weet of je al dan niet (langer) moet werken? Wie vangt de kinderen dan op? De grootouders? (Maar die moeten tot hun 67ste werken?) In de opvang laten? (Maar ook die sluit om 18 uur?)

Ik werk heel graag, ik heb liefst ook een betekenisvolle job en ik ben gerust flexibel, maar ik wil ook nog leven en genieten, met de echtgenoot en onze dochters. Wij hebben bewust voor kinderen gekozen, ik wil er voor hen zijn, ik wil hen mee begeleiden op hun weg naar volwassenheid. En ja, ik werk momenteel al (maar) vier dagen per week, maar dat geeft ons gezin de ruimte om alles te kunnen combineren. Een ex-collega stelde vroeger bij nieuwe ideeën of experimenten op het werk altijd de vraag: “What’s in it for me?” en die vraag stel ik me bij deze wet ook. Wat winnen wij hier bij? Wat zit er eigenlijk in voor de werknemers? Er was – in onderling overleg – al in zo goed als alle sectoren (verregaande) flexibiliteit mogelijk, waarom moet dat in een speciale wet gegoten worden?

Ik ben intussen bijna 20 jaar aan de slag: in al die jaren is het ritme zeker niet verminderd, integendeel. De grens tussen werk en privé is dankzij de technologische vooruitgang een pak dunner geworden. De druk is ook ontegensprekelijk toegenomen: de laatste jaren neemt het aantal burn-outs een hoge vlucht en dus hoop ik die evolutie wel te kunnen keren. Voor mijn kinderen. Want zij (en wij) zijn meer waard.

PS: Dit stukje is geschreven door een hoogopgeleide mama in een tweeverdienersgezin. Waarbij de leraar-echtgenoot er altijd is voor de kinderen. Een ongelooflijke luxepositie dus. Me proberen in te beelden hoe alleenstaande ouders (hoog- of laagopgeleid) deze flexibiliteit voor mekaar moeten krijgen, is een zo goed als onmogelijke opdracht. Gelukkig weet Sigrid dit bij Femma wel treffend te formuleren.

Deeltijds werken: back to the fifties?

Vandaag las ik in Het Nieuwsblad dat “als mama deeltijds werkt, is vooral papa op zijn gemak”. Hoe vrouwen van zodra er kinderen komen, meestal een stapje terugzetten en dat voor een stuk “uitboeten” omdat vanaf dat moment alle huishoudelijke taken op hun nek terecht komen. En het vooral de papa is die daarvan profiteert.

Toen ik 20 jaar geleden op de arbeidsmarkt kwam, was het ook geen geweldige periode om te starten. Je mocht blij zijn als je een job vond. Het startloon was niet geweldig, maar als je maar hard genoeg werkte en je maar genoeg bewees, dan kwam uiteindelijk alles wel in orde. Dat was de stok die ons voorgehouden werd. En dat deden we dan ook. De echtgenoot combineerde een voltijdse job als leerkracht met een freelance bestaan als sportjournalist. Ik werkte voltijds in de media en voegde daar op een blauwe maandag ook nog avondles Italiaans bij.

Een paar jaar lang werkten we hard en veel. Maar dan begin je aan kindjes en staat je leven op zijn kop. Dan krijg je het moeilijk om alles nog te combineren. Je wil graag professioneel hetzelfde niveau halen, maar ook voor je kindje zorgen. En dan bots je tegen je grenzen aan. Dan heb je het moeilijk om je kindje achter te laten bij een nochtans geweldige onthaalmoeder. Dan wil je op tijd thuis zijn. Dan zit je op een werkdag al eens in gedachten bij een ziek kindje thuis. Dan begint het te wringen. Dan worden al die lange werkdagen te veel. Dan krijg je hoe langer hoe vaker te horen: “awel, een halve dag verlof?” en vind je dat niet meer grappig, omdat je wel degelijk je uren gedaan hebt…

Dan overleg je thuis en beslis je samen dat je een stap zal terugzetten. En dat heeft een serieuze impact. Een dagje minder werken, wil niet noodzakelijk zeggen dat je werklast vermindert. Je bent een dag minder op het werk, maar je doet je werk van voorheen in 4 dagen. Of je collega’s krijgen het extra druk de dag dat jij er niet bent, wat de sfeer niet altijd ten goede komt. Je bent ineens ook “dat moedertje, die voor haar kinderen kiest”. Weg promotiekansen.

Van die extra dag maak je gebruik om thuis bij te werken, boodschappen te doen, met de kinderen bezig te zijn, te koken. Heel ontspannend ;-). Zeker als de kinderen klein waren, was er van me-time weinig sprake. En uiteraard profiteerde de echtgenoot ervan. Dat was ook onze bedoeling: dat ik hem eens een dag kon ontlasten. Want dat gunde ik hem, net zoals hij mij telkens opnieuw aanmoedigde om niet alleen maar “te werken”, maar ook wat te lezen of wat te sporten.

Het was een gezamenlijke keuze en ik kreeg daar ook waardering voor. Van de echtgenoot, die heel vaak liet horen dat het fijn was om eens in de week thuis te komen en eten op tafel te hebben. Van de kinderen die die ene dag hun verhaal wel meteen bij mama kwijt konden. Van de maatschappij, omdat er tegenover die keuze een aanmoedigingspremie stond. Dat beetje geld gaf me het gevoel dat het belangrijk was om die zorg op mij te nemen, dat het geapprecieerd werd.

En net dat staat momenteel onder druk. Ik maak me zorgen als ik zie hoeveel jonge mama’s afhaken omdat de combinatie voor hen teveel wordt. Omdat het maatschappelijk hoe langer hoe minder gewaardeerd wordt dat je professioneel een stapje terug zet. “Wees gewaarschuwd: dit zal een serieuze impact hebben op je pensioen.” Dat je telkens opnieuw geconfronteerd wordt met die paar voorbeelden van topvrouwen die hun topfunctie wel (perfect?) weten te combineren met een hele tros kinderen en je je telkens opnieuw voelt tekortschieten omdat jij die lat niet haalt of wil halen.

Dat het voor de jonge papa’s ook niet evident is. Dat hij je je stapje terug wel gunt, maar dat hij zich nu extra verantwoordelijk voelt. Dat het nu nog belangrijker wordt dat hij zijn job houdt, promotie maakt en opslag afdwingt. Dat daar ook opofferingen voor nodig zijn en dat hij dan inderdaad van jou verwacht dat jij het thuis doet draaien. Dat hij ook onder druk staat van zijn werkgever en collega’s. Dat er voor hem geen excuus is om niet hard te werken, want jij bent er toch voor de kinderen. Dat hij daardoor minder tijd heeft voor zijn kinderen en jou, is part of the deal. Terug naar het maatschappijmodel uit de jaren ’50?

Is dat wat we als maatschappij willen? Voor onszelf, voor onze partner, voor onze kinderen? Soms vraag ik me af hoe hoog het percentage burn-outs moet worden om alternatieven bespreekbaar en betaalbaar te maken. En hoe ver we nog van dat breekpunt zitten. “There is no alternative.” Daar geloof ik niet in. Het kan wel degelijk anders. In Zweden wordt momenteel al volop geëxperimenteerd met een 30 uren-week. “Onbetaalbaar! Een utopie” wordt hier telkens geroepen als het idee geopperd wordt, maar de eerste resultaten van het experiment blijken positief: er is minder ziekteverzuim, de balans werk-privé wordt beter én zelfs de bedrijven maken meer winst door een verhoogde productiviteit bij hun werknemers.

En dan kijk ik naar mijn dochters en hoop ik dat we het tij snel kunnen keren. Voor hen, en voor hun kinderen. Want ik gun hen “tijd”. Voor zichzelf, voor hun partners, voor hun kinderen. Om te verkwanselen of om nuttige dingen te doen. Om te kiezen. Om te leven, te werken en te genieten.

img_7145

Ode aan mijn (nieuwe) man

Volgens Fernand Huts ben ik een “moderne, veeleisende vrouw die haar man geen ruimte laat om te ondernemen”.  Ik verwacht dan ook “dat hij mee instaat voor het huishouden, dat hij thuis is, meegaat op citytrip, skiverlof, en liefst nog verlof heeft in de krokus- en paasvakantie, in het groot verlof, met Allerheiligen en tussen kerst en nieuw”. Quality time together komt voor mij ook voor geld verdienen. En blijkbaar moet ik dringend eens met mijn man in een koetsje door de stad of samen een wafeltje gaan eten op het strand.

Eigenlijk moet je erom lachen, maar dat kan ik niet. Fernand Huts is immers niet de enige hooggeplaatste man die er een dergelijke mening op na houdt. Al te vaak bots je in je professioneel leven als vrouw op dergelijke dinosaurussen. De ene al wat subtieler dan de andere. Het begint al bij je sollicitatiegesprek waar je de vraag krijgt of je kinderen wil. Of als je er al hebt, hoe je het allemaal zal regelen. Moet een man ooit de kinderopvang na school gaan verantwoorden in het eerste gesprek voor een nieuwe job?

Het duurt je hele carrière door. 4/5 werken? Berg meteen je carrièredromen maar op want “een managementfunctie is een voltijdse job hoor”. Leiding geven? “Een vrouw is niet hard of doortastend genoeg.” “Ze draaien rond de pot, ze durven geen beslissingen nemen, ze babbelen teveel.” Je bedrijf vertegenwoordigen op een evenement ’s avonds? “Jij? Moet jij ’s avonds niet bij je kinderen zijn?” Er zal geen vrouw te vinden zijn die niet minstens één dergelijke opmerking te slikken gekregen heeft in haar loopbaan. Het is vernederend, het is vervelend en je wordt het beu om je telkens opnieuw te moeten verdedigen, te moeten verantwoorden of met dezelfde (bedenkelijke) “grapjes” te moeten lachen. Want nog een ferm nadeel: we hebben geen gevoel voor humor en we zijn toch wel heel snel op onze teentjes getrapt.

Gelukkig zijn er ook andere mannen. Of ze “nieuw” zijn, laat ik in het midden. De echtgenoot is mijn partner in crime, mijn beste vriend. Hij staat achter mij net zoals ik achter hem sta. Hij stimuleert me, net zoals ik dat bij hem probeer. Hij steunt me, zoals ik hem. Hij is er voor mij, zoals ik er voor hem probeer te zijn. Hij werkt, ik ook. Hij heeft drukke periodes en dan probeer ik hem te ontlasten en voor hem in te springen, wat hij op zijn beurt ook voor mij doet. Hij geeft me de kans mijn ding te doen, ik gun hem zijn dromen.

We kozen samen voor kinderen en we zorgen er ook samen voor. Onze kinderen missen mama evenveel als papa de avondjes dat één van ons verplichtingen heeft. Ze protesteren als mama een drukke week heeft, net zoals ze ook papa liefst zoveel mogelijk in hun buurt hebben. Af en toe zetten we samen zelfs nog eens een stapje in de wereld en maken we tijd voor elkaar. Dat vind ik belangrijk, maar hij ook. Hij haalt het beste in mij boven en ik hoop dat ik dat ook bij hem doe.

Maar we ondernemen niet en we vinden “leven” belangrijker dan “geld verdienen”. We zoeken heel hard naar een goede balans tussen ons professioneel leven en ons privéleven. Tussen er zijn voor elkaar en onze kinderen en het voldoen van onze arbeidsverplichtingen. Er zijn momenten dat het lukt, maar er zijn ook drukke periodes dat het evenwicht ver weg lijkt. We doen heel hard ons best om alle balletjes in de lucht te houden, maar soms kunnen we niet anders dan constateren dat het niet wil lukken. Soms heeft hij het zwaarder en dan probeer ik in te springen, soms is het omgekeerd en vaak komt alles samen en is het gewoon doorbijten.

Zal de worklife-balans op mysterieuze wijze in zijn plooi vallen van zodra de vrouw haar man de ruimte geeft? Wil de (nieuwe) man eigenlijk terug naar hoe het vroeger was? Wil hij de ruimte wel krijgen om (enige) kostwinner te worden? Wil hij de financiële druk voor zijn gezin op zich nemen? Wil hij de kwalitijd met zijn kinderen opofferen op het altaar van het geldgewin? Misschien is het aan de (jonge) nieuwe mannen om massaal hun stem te laten horen. Misschien dat de oude krokodillen geneigd zijn om wel werk te maken van een “leefbare” arbeidsorganisatie als het niet enkel de “zagende” vrouwen zijn die hun ongenoegen over het huidige systeem kenbaar blijven maken.

En tot slot, mijnheer Huts, ik ben veeleisend ja, en ik ben er fier op. Mijn man is minstens even veeleisend en daar ben ik hem dankbaar om en daar heb ik respect voor. Zo stimuleren wij elkaar om te blijven groeien, als gezin, als werknemer en als mens. Onze onderneming: goed leven.

Een stapje terug en een stap vooruit…

Vanaf morgen werk ik niet meer op woensdag. Het is een bewuste keuze om wat meer tijd vrij te maken voor ons gezin en voor mezelf. Ik had het gevoel dat we onszelf de laatste jaren maar bleven voorbij hollen. Het was alsof we in een wielerwedstrijd zaten, het peloton binnen handbereik en toch raakten we er maar niet bij. We bleven op achtervolgen aangewezen.

Jaren geleden, toen we aan kindjes begonnen, kozen wij er met twee voor dat ik een stapje terug zou zetten. De echtgenoot combineerde zijn voltijdse job als leerkracht met een bijberoep als sportjournalist. Als je daar ook nog mijn voltijdse functie (en even een bijberoep-zijstapje als leerkracht Italiaans bijtelde) werd het zwaar om dragen. We zagen elkaar nog amper. En dus besloten we samen dat ik een stapje zou terugzetten. In totaal heb ik 11 jaar lang niet op woensdag gewerkt. Ik heb loopbaanonderbreking genomen en ouderschapsverlof. Daarna ben ik vrijwillig 90% gaan werken: ik werkte 4 dagen een uurtje langer en bleef dan op woensdag thuis.

Toen mijn job geschrapt werd en ik 4 jaar geleden opnieuw op de arbeidsmarkt kwam, besloot ik voltijds te gaan werken: de kinderen waren intussen toch wat ouder en ik wou graag ook mijn volledig steentje bijdragen in ons gezinsinkomen. Voor een stuk ook bang gemaakt door de verhalen over de zeer lage pensioenen waar je als deeltijds werkende arbeidskracht op kan rekenen. En het lukte, en tegelijkertijd was het ook ontzettend zwaar.

Mijn vrije woensdag zorgde voor een rustpuntje in onze week. In de mijne, in die van de kinderen en in die van de echtgenoot. De woensdagvoormiddag was mijn administratie- (en dus bleven de rekeningen zich geen wekenlang opstapelen in onze “rekeningenschuif”) en mijn boodschappenmoment. Snel in de voormiddag de boodschappen doen tot het einde van de week: het bespaarde de echtgenoot minstens één drukke Colruyt-sessie met hongerige kinderen in zijn kielzog. Vaak  probeerde ik ook al 2 maaltijden te koken, om de echtgenoot in de avonddrukte wat tijd te besparen.

Niet alleen misten we die woensdagrust, maar al mijn “taakjes” kwamen bij de echtgenoot terecht, of maakten het al drukke weekend nog een pakje slopender. Het lukte allemaal wel, maar wij waren een ander ritme gewend. En we kregen de knop maar niet om. Ergens bleven we allemaal verlangen naar hoe het vroeger was. Maar we spraken het lang niet tegen elkaar uit: het extra loon was toch wel fijn en het was alleen maar een kwestie van gewoon worden, een nieuw ritme vinden, ons wat beter te leren organiseren.

Maar het bleef ergens wel sluimeren. Als ik eens een recupdagje op een woensdag plande, was er wel minstens één dochter die liet optekenen “dat het toch wel fijn was dat de mama nog eens thuis was”. En dat vond de mama diep vanbinnen ook. En ik zag hoe de echtgenoot ook deugd had van die paar woensdagen dat ik de zorg van hem overnam. Dat het voor hem eens geen avondshift hoefde te worden en dat hij genoot van een onverwachte vrije avond.

Vanaf morgen zet ik dus een stapje terug. En zetten wij allemaal samen eentje vooruit. Het is in eerste instantie mijn keuze, maar we staan er hier allemaal achter. Ik werk immers héél erg graag, ik heb een uitdaging nodig en ga er volledig voor, maar ik wil er ook zijn voor mijn gezin. Ik gun de echtgenoot een paar rustige uurtjes bureauwerk, ik wil de verhalen van de kinderen horen na school, ik wil met hen naar hun dansles. En in de voormiddag wil ik van de rust in huis gebruik maken om mijn ding te doen:  te bloggen, een boekje te lezen, een uurtje te trainen of te koken. Wat ik heel ontspannend vind als ik er tijd voor heb, maar niet als er nog zoveel taken op je to do-lijstje wachten.

En ja, het is een ongelooflijke luxe dat wij deze keuze kunnen maken. Dat wij voor “tijd” kunnen kiezen. Veel andere mensen hebben deze optie niet en gaan tegen beter weten in maar door. Houden zich amper staande of botsen keihard tegen hun grenzen aan. Of die van hun kinderen. Of die van hun relatie. Want ergens klopt er iets niet meer. Er is iets fundamenteels fout als we ondanks een voltijdse job én een bijberoep amper het einde van de maand halen als alleenstaande mama. Of als we het normaal vinden dat jonge kindjes van 7 tot 18u in de kinderopvang zitten. Als hoe langer hoe meer gezinnen op het einde van hun loon nog maand over hebben. Sinds wanneer is ons “werken om te leven” doorgedraaid naar “leven om te werken”? En hoe keren we deze evolutie terug om?

“Stapje voor stapje”, zou mijn meter gezegd hebben. “En begint bij uzelf.” Vanaf morgen dus. Met mijn vrije woensdag.

Een nieuwe dag, een nieuw ballonnetje

Wordt er eigenlijk nog geregeerd in ons land? Of worden er vooral (mislukte) ballonnetjes opgelaten? Zodat we vooral kunnen doen alsof we aan het regeren zijn? Ik vraag het me af, hoe langer hoe meer. De kracht van de verandering is nu 2 jaar ver en veel zie ik toch niet veranderen.

Er zijn nog steeds lange wachtlijsten voor mensen met beperkingen die zorg nodig hebben. Vele schoolgebouwen zijn aftands en dringend aan vervanging/renovatie toe, maar op het terrein zie je weinig gebeuren. Het hoger onderwijs snakt naar (financiële) ademruimte, die er niet is. De militairen, die al jarenlang zwaar bespaard hebben, springen de al even fel getroffen politie bij. Of de cipiers. Het langdurig ziekteverzuim piekt. Vele jonge ouders weten niet meer van welk hout pijlen maken: hoe moet je vandaag de dag in godsnaam nog je professioneel leven met je gezinsleven verzoenen?

Dat het moeilijke tijden zijn, weten we allemaal. Dat we een paar jaar op onze tanden moesten bijten, konden we ook nog slikken. We hadden er zelfs begrip voor. Maar na 2 jaar beleid stel ik me de vraag of er wel een visie is. Wat zijn de keuzes die we maken? Hoe zien we arbeid, samenleven, onderwijs,… op langere termijn? Waarin willen we investeren? Wat vinden wij – als maatschappij – belangrijk?

Het enige wat we krijgen, zijn ballonnetjes. Het laatste in de rij was dat van mevrouw Rutten. Dat we de bevallingsrust misschien beter konden verdelen, want dat het ervoor zorgt dat vrouwen geen carrière kunnen maken. Laat ons er nog van uitgaan dat ze het effectief goed bedoelde. Dat de oorspronkelijke gedachte erachter goed bedoeld was. Alleen kwam het alweer aan als een opdoffer. Het weinige dat we hebben (zeker in vergelijking met het Europees gemiddelde), mogen we dan nog eens gaan verdelen.

Misschien had mevrouw Rutten, gezien haar goede contacten in de bedrijfswereld, haar vrienden-ondernemers kunnen aanzetten om de papa’s die hun vaderschapsverlof  wensen op te nemen, niet langer tegen te werken. Of hen vriendelijk te verzoeken niet langer te discrimineren bij hun aanwervingspolitiek en de sterkste kandidaat te kiezen. Ook al is dat een vrouw met een mogelijk tikkende biologische klok. Misschien had ze hen kunnen aansporen om hun werkorganisaties wat meer af te stemmen op de combinatie met het gezinsleven. Om de netwerkmomenten en vergaderingen niet langer op een onmenselijk vroeg of laat uur te plannen, zodat mama’s en papa’s ook effectief kunnen deelnemen. Ze had hen ook kunnen vragen om mensen te promoveren op basis van kwaliteiten en verdiensten, niet op basis van hun deeltijdse of voltijdse arbeidsregime. Of ze had kunnen beginnen met de moederschapsrust voor zelfstandigen op hetzelfde niveau te brengen als dat van de werknemer-moeders.

Ze had zoveel kunnen doen, maar in plaats daarvan schoffeerde ze alle werkende ouders. De jonge mama’s die hun 15 weken bijlange niet genoeg vinden, voelen zich nu schuldig, want “medisch gezien zijn ze al lang hersteld”. Dat de nachten nog steeds onderbroken worden, dat ze overdag van elk moment gebruik maken om bij te slapen, dat de borstvoeding nog niet loopt zoals zou moeten, is van geen tel. Dat ze er overdag niet toe komen om zich aan te kleden of te douchen, omdat ze nog steeds proberen het huishouden min of meer te combineren met dat kleintje, doet er niet toe. Ze schoffeerde alle vrouwen die graag werken, maar op belangrijke momenten liever voorrang geven aan hun gezin. Alle papa’s, die maar al te graag veel meer de zorgende rol op zich willen nemen, maar geen (expliciete of impliciete) toestemming krijgen van hun werkgever.

Misschien kan mevrouw Rutten beginnen met écht te regeren, in plaats van ballonnetjes op te laten? Misschien kan ze eens even met twee voeten in het échte leven gaan staan en afdalen van haar pluchen zetel? Misschien kan ze – samen met haar gewaardeerde collega Peeters – eens aan den lijve ondervinden wat dat precies betekent voor een gemiddelde Belg, “boven zijn stand leven”? Vanop de oppositiebanken blijft het trouwens oorverdovend stil, op enkele gelijkaardige ballonnetjes na. Waar blijft het realistisch alternatief? Waar blijven de ideeën voor een andere toekomst? Waar blijft de hoop?

En wat doen wij? Wij werken, wij betalen onze rekeningen, wij proberen er zoveel mogelijk voor onze kinderen te zijn en hen een toekomst te bieden. Een toekomst waarin er opnieuw plaats is voor solidariteit, voor mekaar, voor familie en vrienden. Een toekomst waarin ze een droomjob combineren met een rijk privéleven. Hopelijk staat er dan een generatie op met visie. Een generatie die zich niet tevreden stelt met wat ballonnetjes, maar die daadwerkelijk beleid voert en verandering brengt.