Volgende zondag trekken we hier in België met zijn allen verplicht naar de stembus. We mogen deze keer onze stem uitbrengen voor onze gemeenteraad en voor de provinciale kieskringen. Intussen zitten we hier al wekenlang in verkiezingsmodus en het begint eerlijk gezegd allemaal een beetje mijn keel uit te hangen.
Laat me heel duidelijk zijn: ik ben fier dat ik mag gaan stemmen, dat ik met hetgeen ik kies een verschil mag maken. Ik zie ook absoluut niet op tegen het kiesritueel zelf. Tot de vorige verkiezingen deden wij dat in ons dorp nog altijd met het potlood op een kiesbrief die we in dat veel te kleine kotje moesten uitvouwen op een veel te klein schapje om de juiste bolletjes te kunnen kleuren. Het is folklore en het blijft iets hebben. Zelfs in de tijden dat we onze dochters nog mee het stemhokje innamen en zij voor het hele lokaal luidop vroegen: “waarom stem jij voor X, mama?”
Ik ben alleen de hele negatieve sfeer kotsbeu. Ik heb het helemaal gehad met de verdachtmakingen, de negativiteit, het zwarte pieten en de persoonlijke aanvallen. Wij stemmen volgende week wie er de komende jaren het beleid mag voeren in onze gemeentes of provincies. Ik zou dan eigenlijk ook graag weten waarvoor we precies stemmen: voor welk beleid staan de verschillende partijen in mijn gemeente? Hoe denken ze over de problemen in onze gemeente waar ik (en met mij vele andere burgers) wakker van liggen? Hoe zit het met onze gemeentefinanciën? Waar gaan we de komende legislatuur ons geld in investeren? Maken we onze gemeente groener? Hoe maken we het verkeer veiliger voor onze fietsende schoolgaande jeugd? Hoe zorgen we voor voldoende kinderopvang en voldoende plek in de rusthuizen voor onze bejaarde medemensen? Is er eigenlijk nog voldoende plek?
Verkiezingen worden meer en meer een populariteitspoll van personen en hoe langer hoe minder van het beleid waar die personen voor staan. Er wordt hoe langer hoe vaker gezegd “stem op mij, want ik ben zus en zo” en veel minder “stem op mij, dan is dit het beleid dat u de komende jaren mag verwachten”. We krijgen de laatste weken ontzettend veel foto’s van kandidaten binnen, maar partijprogramma’s zitten er – op wat sloganeske affiches na – nauwelijks bij.
Nochtans leven we in uitdagende tijden. Er is de opwarming van de aarde, de vluchtelingenproblematiek, de leefbaarheid van onze steden en gemeenten. Onze bevolking vergrijst, hoe gaan we dit opvangen? Er is de moeizame combinatie tussen ons werk en ons privéleven en de uitdeinende epidemie van burn-outs, vooral bij twintigers en dertigers. Het verkeer slibt hoe langer hoe meer dicht. Er is nog steeds te veel ongelijkheid tussen man en vrouw, de rijkdom en macht zijn nog steeds in handen van een te kleine, veel te bevoorrechte groep. En toch hoor ik in verkiezingsshows en in de vele debatten veel te weinig antwoorden. Ik hoor en zie persoonlijke verwijten en aanvallen, maar ik krijg geen beleidspunten, ik krijg geen antwoorden.
Volgende week stemmen we een eerste keer, bevredigende antwoorden gaan we deze laatste verkiezingsweek niet meer krijgen, vrees ik. Maar volgend jaar, in mei, stemmen we opnieuw, ditmaal voor het Vlaamse, federale en Europese parlement. Ben ik naïef als ik hoop tegen dan toch beleidsvoorstellen te krijgen? Om in mei 2019 wel te kunnen kiezen op basis van hoopvolle ideeën en uitgewerkte toekomstprojecten? Om inzage te krijgen in de antwoorden die de partijen willen bieden op de vele uitdagingen die op ons afkomen? En kunnen de dames en heren politici de persoonlijke aanvallen en het zwarte pieten dan achterwege laten? Want nog 6 maanden eenzelfde spektakel als de afgelopen weken hoef ik niet meer. Dat is niet alleen degoutant, het getuigt mijns inziens ook van een verschrikkelijke minachting voor het kiespubliek.
Als de dames en heren politici écht willen dat hun kiezers een rationele en geïnformeerde keuze maken, dan wordt het hoog tijd dat wij als kiezers ernstig genomen worden. Dat zou ik, als plichtsgetrouwe kiezer, ten zeerste waarderen.