Vrijdag was het nog eens een sneeuwdag. Het was ruim op voorhand aangekondigd, we kunnen niet zeggen dat we niet verwittigd waren. Gezien mijn rijverleden in de sneeuw, lag het voor de hand dat ik vrijdag de trein zou nemen naar het werk. Ook al was er een technisch probleem met een goederentrein in één van de stations voor ons, was de vroegere trein afgeschaft en werd onze trein aangekondigd met een vertraging van (minstens) 10 minuten, ik was niet van plan om met de auto naar het werk te rijden. Het was gelukkig ook niet nodig: met een beetje vertraging arriveerde ik alsnog veilig op het werk.
Bij ons bleef de sneeuw eigenlijk redelijk lang uit. ’s Middags had ik nog een stapje in de wereld gezet en alles was nog rustig. Toen ik terug naar kantoor liep, begon het wel wat te regenen, maar alles leek ontzettend kalm. Tot de collega’s nog geen uurtje later verwittigden voor de spekgladde straten en voetpaden buiten. En toen begon de sneeuw wel te vallen. Maar eigenlijk vond ik dat nog best schoon en in al mijn naïviteit dacht ik toen nog dat de sneeuw de gladheid misschien wel zou verdoezelen.
Rond een uur of 4 kreeg ik telefoon van de echtgenoot. Dat het toch wel spekglad was buiten. Dat het geregend had, dat die regen vastgevroren was en daarna bedekt werd met een laagje sneeuw. Dat mijn auto op de parking aan het station allicht serieus bevroren zou zijn en dat ik mijn tijd moest nemen om hem te laten ontdooien en RUSTIG naar huis moest rijden.
Samen met een collega liep ik naar het station. En toen bleek het toch nog redelijk glad te zijn. En jammer genoeg stond ik daar schoon, op mijn prachtige maar afgrijselijk hoge hakken. Ik bedenk me net dat ik misschien toch beter andere schoenen had aangedaan als ik onderuit ga. Gelukkig zonder al te veel erg. Op een deukje in mijn ego na hadden mijn handen de ergste klap opgevangen. Dacht ik. Maar de rest van de weg heb ik maar héél erg voorzichtig afgelegd.
Zaterdagochtend neem ik een douche. En dan merk ik voor het eerst op dat mijn linkerknie toch wel redelijk blauw uitslaat. Op twee verschillende plekken. En dat één blauwe plek zelfs redelijk dik is. En mijn rechterscheenbeen vertoont toch wel redelijk wat schrammen. In gedachten loop ik na wat ik de afgelopen dagen allemaal uitgespookt heb. Nachtelijke uitspattingen waren er deze week niet echt. Het duurt even vooraleer ik me realiseer dat de verwondingen allicht een gevolg zijn van de tuimeling in de sneeuw. Als ik de echtgenoot en de dochters op de hoogte breng, is een portie gezucht en veel oogrollen mijn deel. “Niks nieuws onder de zon.”
Ooit was er een tijd dat ik mijzelf een écht winterkind noemde. Ik was dol op de sneeuw, de ijskoude en het flauwe winterzonnetje. Maar nu geef ik het op. Ik rijd niet graag in de sneeuw, ik wandel niet graag in de sneeuw en ik ben er ook NIET goed in. Het is uit, de liefde is over. Ik wil lente, ik wil zon. (Maar misschien eerst toch mijn blauwe knieën laten genezen 😉!)