Meteen na het afronden van de laatste #ouderzondenpost, wist ik dat ik verder nog iets rond “opvoeding” en “ouderschap” wou brengen. Het moeilijkste aan opvoeden vind ik – achteraf gezien – het verschil tussen de theorie en de praktijk. Tussen hetgeen je je voorneemt te doen voor je kinderen hebt en hetgeen je effectief doet van zodra je mama bent.
Voor we kinderen hadden, wilden we hen maar al te graag een ruime voedselsmaak meegeven. We wilden hen zoveel mogelijk laten proeven, laten kennismaken met al het lekkers dat de wereld te bieden heeft. Behalve de dingen die we zelf niet lekker vinden uiteraard 😉. Twee jaar lang lukte dat ook wonderwel. De groentenpapjes gingen vlot binnen, zelfs de meest onmogelijke smaken. Zo verwonderde mijn oma zich er telkens opnieuw over dat de oudste dol was op witloofpap en daar ook ongelooflijk veel van binnen speelde. Maar toen kwam de “terrible two” en was het om zeep.
Uit het niets werden de dochters ineens een pak kieskeuriger als het op hun eten aankwam. Veel kieskeuriger! Ineens wilden ze zo goed als niks meer. Alles wat ze tevoren met veel smaak hadden opgegeten, daar trokken ze ineens hun neusjes voor op. En dat uitte zich vooral op het vlak van de gezonde dingen. Van groenten moesten ze ineens zo goed als niks meer weten. En ook bij fruit was het ineens opnieuw van nul beginnen. Gelukkig was er nog de tomaat, ongeveer de enige groente die de dochters altijd zijn blijven lusten. Die ze nog steeds lekker vinden trouwens.
In alle mogelijke opvoedingshandleidingen (voor zover die er al zijn, op papier of op het wereldwijde web) las ik veel (en vaak ook tegenstrijdig) advies. Maar wat wel bleef terugkomen, was dat het een fase was, typisch voor de leeftijd, en dat je moet blijven het voedsel aanbieden. Vooraleer kinderen gewend zijn aan een smaak moeten ze het vaak proeven. En dat hebben we gedaan. Vaak. Tot in het oneindige. Tot in den treure eigenlijk.
Heeft het geholpen? Bah, laat het ons een wisselend succes noemen. Gelukkig kwamen er in de loop der jaren stilaan terug groenten bij. Komkommers, wortelen, sla, boontjes, (koude, ongekookte) bloemkool. We draaiden heel veel groenten in soep, of in de spaghettisaus. Zo kregen de dochters ook al eens een courgette binnen, of een paprika. Ook pompoen- en bloemkoolsoep vinden ze best wel lekker. De oudste lust zelfs witloofsoep. Nog een andere oplossing was broccoli-, spinazie- of wortelpuree. En hen dan omkopen met worst, spek of fishsticks als ze toch maar een hapje groenten wilden eten. Maar er blijven nog altijd groenten over die ze niet meer eten. We hebben bovendien ook altijd tomaten in huis, als reserveoplossing.
We zijn daar eigenlijk heel snel pragmatisch in geworden. Als ze al soep binnen hadden, was ik vooral tevreden dat ze proefden en daarna toch maar hun dagelijkse portie vitamines uit tomaten haalden. Ze aten dan toch al iets gezonds. Dat ze hun neus ophaalden voor het eten dat wij met veel liefde hadden bereid, namen we er dan maar bij. Jarenlang heb ik geprobeerd om hen toch witloof met ham en kaas te leren eten, maar toen de jongste zelfs op haar twaalfde maar bleef kokhalzen van die ene hap die ze toch moest proeven, heb ik het opgegeven.
Wat ook wel eens wou helpen, is jouw kinderen tussen andere kindjes plaatsen en hen dan iets aanbieden dat ze eigenlijk niet echt lusten. “Zien eten doet eten”, en dat werkte écht wel. Dan proefden ze ineens wel van dat groene spul (kiwi) en bleken ze dat toch best lekker te vinden.
Overigens waren het niet alleen gezonde dingen die onze dochters niet wilden. Taart is nog steeds geen hit hier in huis, op de chocomoussetaart van de plaatselijke bakker na. Mama’s cake hebben ze ook pas op latere leeftijd leren waarderen. Eigenlijk pas toen ze zelf begonnen te bakken. Ook met koffiekoeken deed je hen helemaal geen plezier, tenzij je donuts in huis haalde (maar dan alleen de witte met gekleurde spikkeltjes). En de oudste heeft pas voor het eerst roomijs leren appreciëren toen ze in Italië nocciola ontdekte. Ze was toen 13.
Ach, we hebben ons er relatief snel bij neergelegd (op het proeven na dan). Onze dochters zijn groot geworden op tomaten. Het zij zo. Gelukkig hebben ze met het ouder worden hun smaakpapillen toch weten uit te breiden. En af en toe slaagden ze erin ons toch te verrassen. Dan bleek de jongste ineens een voorliefde voor olijven ontwikkeld te hebben en moest de mama haar potje olijven bij de Italiaan ineens delen. (Wat toch wel een spijtige zaak was 😉.) Alleen blijft het jammer dat ik mijn voorliefde voor witloof niet heb doorgegeven. Misschien moet ik toch nog eens een poging wagen? Op het Paasmenu, zodat we de dochters kunnen omkopen met paaseitjes?