De hereniging

De paasvakantie is traditioneel de periode van de schoolreizen. Voor ons gezin betekent dat normaal gezien dat de echtgenoot de Londen-reis begeleidt op school en dat we het dus drie dagen met zijn drietjes moeten redden. Maar na een 15-tal Londen-reizen was de drang om eens iets anders te ontdekken groot bij de echtgenoot en dus nam hij dit jaar mee de begeleiding op zich voor de Romereis. En dat gunden we hem uiteraard van harte, maar dat hield wel in dat we het 11 dagen zonder hem zouden moeten redden. Toch wel net iets langer dan we intussen gewend zijn.

Maar het lukte. De dagen gaan ook voorbij zonder de echtgenoot erbij. Het was niet altijd even gemakkelijk en vooral in het begin leek het een berg waar ik niet overheen zou geraken. Maar het werd maandag en we zaten al over de helft. En toen konden we echt beginnen aftellen. Donderdag begon ook mijn verlof en wist ik dat we nog 4 daagjes voor de boeg hadden. Eigenlijk hadden we het die paar dagen best wel gezellig met zijn drietjes: we hielden dan maar “girls nights” en bingewatchten Gossip Girl en Temptation Island. We deden een pasta-marathon, aangezien de echtgenoot toch elke dag pasta zou voorgeschoteld krijgen en we na zijn terugkeer toch wel even een stop zouden mogen inlassen.

Maar het gemis was er, elke dag opnieuw. Het zijn de vanzelfsprekende, kleine dingetjes waar je zo hard naar verlangt. Een kus ’s ochtends bij het vertrek, de knuffel ’s avonds voor het slapengaan. Het bespreken van onze dag. Eén blik om te weten wat de andere denkt. Kleine huishoudelijke probleempjes of de wereldactualiteit bespreken. De persoon met wie ik alles deel, was er even niet. Natuurlijk belden en sms’ten we regelmatig, maar hoewel ik die momenten absoluut niet zou willen skippen, zijn ze altijd te kort. Uiteraard misten ook onze meisjes hun papa en ook zij wilden maar al te graag één en ander met hem delen.

Dan wordt het weekend en dan weet je dat hij er bijna terug is. Dan begint het stilaan toch wat te kriebelen in mijn buik. Nog één laatste nacht alleen en we mogen hem terug gaan oppikken. Eindelijk terug met ons viertjes. Eindelijk kan de vakantie echt beginnen. Eindelijk kunnen we de tafel weer voor vier dekken (wat de oudste ook consequent elke dag bleef doen om dan telkens één bord ongebruikt terug in de kast te zetten). Eindelijk (hopelijk) terug iets minder onderbroken nachten. Niet dat we afgrijselijk slecht sliepen, maar zowel de oudste als ik sliepen opvallend minder lang dan normaal en ik ook een pak lichter.

Dan rijd je op het afgesproken uur naar de afgesproken oppikplek en dan sta je daar met een hele hoop ouders te wachten tot de bus arriveert. Dan duurt het een tijdje eer je de echtgenoot spot tussen de mensenmassa die de bus verlaat. Dan blijkt hij een schoon kleurtje te hebben en voel je de kriebeltjes opnieuw. Dan ziet hij ons ook en kunnen we hem eindelijk – na 11 lange dagen – weer in de armen sluiten. Dan wordt er geknuffeld en gekust en zijn we zo ontzettend blij en opgelucht dat alles goed verlopen is en dat hij veilig weer thuis is.

En nu kan de rest van de wereld me even gestolen worden. Dat Boonen zijn vijfde kassei niet won in Parijs-Roubaix was verschrikkelijk jammer, maar viel in het niet bij de vreugde om de terugkeer van onze verloren zoon. De volgende dagen zijn wij hier even van de wereld. De echtgenoot is terug thuis en dat moet gevierd worden ;-).

Advertentie

Mama’s kleine vakantieverdriet

Vorige week genoten wij hier met zijn allen van onze Paasvakantie. Deze week moest de mama jammer genoeg alweer aan het werk, terwijl de dochters en de leraar-echtgenoot nog een weekje langer vakantie vieren. En alhoewel ik het intussen, in het twintigste jaar van mijn professionele leven, al gewend zou moeten zijn, blijft het toch telkens weer pijn doen.

Het betekent immers dat ik mijn bed uitspring van zodra de wekker gaat en dat ik de rest van het ochtendritueel zo stil mogelijk probeer af te werken. Want de echtgenoot en de dochters slapen uit en dat probeer ik zo te houden. Bovendien heb ik op weg naar de volwassenheid toch enigszins vooruitgang geboekt. Toen ik vroeger “zachtjes” de trap probeerde af te gaan, was het volgens mijn moeder altijd “net of er een bende olifanten passeerde”.

Alhoewel er af en toe nog wel eens een ongelukje gebeurt, zeker als je niet uitgeslapen bent. Dan laat je de elektrische tandenborstel natuurlijk met veel gerammel en geklingel in de wasbak vallen. Of dan valt de deur veel luider toe dan je verwacht had. Of dan ben je natuurlijk nog iets in de kamer vergeten en moet je de deur, die je een kwartier eerder zachtjes achter je had toegetrokken, weer openen. Of dan staat er ineens een dochter voor je neus en verschrik je je (luidkeels) een ongeluk. Of de doucheknop gaat met geweldig veel gebonk tegen de douchebodem en knalt onderweg ook nog eens stevig tegen de muur waarachter de oudste probeert te doen alsof ze mama écht niet hoort. Of de deur van de badkamerkast open laten staan omdat het klopt telkens je ze sluit en vervolgens dan keihard met je kop tegen de openstaande deur knallen. Of je blote tenen (want dat maakt veel minder geluid dan schoenen aan je voeten) dan wel tegen de deur stoten. Niet dat dat zoveel lawaai maakt, maar de pijnkreet en het bijhorende gevloek natuurlijk wel.

Of je trekt beneden de koelkast open en een fles drank, die duidelijk niet goed geplaatst was, valt eruit, wat een hels lawaai maakt. (En dan kan je nog eens de keuken beginnen opkuisen, terwijl je eigenlijk alleen maar zo snel mogelijk – zonder al te veel geluid – het huis probeerde uit te sluipen.) Tijdens de vakantieweken valt het ook héél hard op hoe de voordeur toch altijd zo’n vreselijk kabaal maakt als die in het slot valt, zeker als het voor de rest muisstil is. En ik doe écht waar héél hard mijn best, maar de keren dat de echtgenoot ’s avonds vraagt: “zeg, wat was dat nu toch weer deze morgen?” zijn hier niet meer op één hand te tellen. En al bovenstaande gevalletjes heeft yours truly ook al minstens één keer “live” meegemaakt op een vroege vakantieochtend.

En waar dat gezegde van de ezel en zijn steen vandaan komt, begrijp ik eerlijk waar ook niet, want ons (mij) overkomen sommige onfortuinlijke gebeurtenissen echt wel tot verschillende keren toe. Maar telkens het wel lukt om het huis in relatieve stilte te verlaten en iedereen nog rustig ligt te slapen als ik vertrek, bloedt mijn (moeder)hart een klein beetje. Dan wil ik eigenlijk niets liever dan terug naar binnen gaan, in mijn bed kruipen en de rest van de dag met mijn geliefden doorbrengen.

Alhoewel ik het de kinderen en de echtgenoot van harte gun, ben ik telkens toch stiekem een beetje blij als de vakantie erop zit, als alles terug zijn gewone gangetje gaat en we allemaal terug in het normale ritme zitten. Als ik me ’s morgens geen zorgen hoef te maken om het behoud van de stilte en het vermijden van welk lawaai dan ook. Als er ineens een pak minder ongelukjes gebeuren ’s morgens vroeg (in mijn verbeelding dan toch). Als de dames des huizes weer een ochtendhumeur hebben wegens niet uitgeslapen en drukdrukdruk. Als we het ochtendritueel in alle haast doorspartelen omdat we liever een kwartiertje langer slapen dan de dag rustig te beginnen. Als we aan een stuk door de kinderen moeten aanzetten tot haast en spoed omdat het nu écht wel hoog tijd is om te vertrekken.

Misschien is het dan toch niet zo erg om (min of meer) stilletjes het huis uit te sluipen in de vakantie…

morning people