Soms heb je zo van die dagen. Je begint aan je dagelijkse routine met de normale taken voor de boeg, maar je raakt geïnspireerd of afgeleid, hoe je het ook wil noemen. Op het einde van de dag heb je redelijk wat werk verzet, maar is je to do-lijstje nog volledig intact. Ik heb regelmatig zo’n dagen. Ik zou mezelf zeker niet het meest georganiseerde huishoudelijke type noemen, maar ik kan wel veel werk verzetten. Al doe ik misschien niet altijd de meest nuttige zaken op de meest logische momenten.
Zaterdag was weer zo’n dag. Weekend, dus het moment om het huishouden op orde te krijgen en wat klusjes van het lijstje te schrappen. Keert elk weekend terug: de was en plas. Dat begint uiteraard met het verzamelen van het wasgoed. Nu hebben wij onze verzamelmanden, maar “sprokkelen” hoort er uiteraard ook altijd bij. Want op de bureaustoelen van onze dames durft zich ook wel één en ander ophopen. Ik doe dus mijn wekelijkse ronde in huis en in de badkamer erger ik me – voor de zoveelste keer die week – aan de uitpuilende wastafels. En dus gooi ik de verzamelde was op een hoopje in de gang en begin ik de wastafels op te ruimen.
Maar ook de badkamerkastjes puilen uit van de ongebruikte haar- en verzorgingsproducten. Sommigen al jaren oud, ergens verborgen in een vergeten donker hoekje. Dus ruim ik ineens ook de badkamerkasten op. Ik gooi een aantal zaken meteen weg, sorteer de vraagtekens en laat de dochters (mee) knopen doorhakken. Een paar uur later zijn de wastafels opgeruimd, hebben we opnieuw ruimte in de kasten, maar puilt de vuilbak wel uit (en bleken de meeste ongebruikte spullen JAREN over tijd te zijn).
Intussen ben ik wel vergeten de was te sorteren en een wasmachine op te zetten. Jammer op zo’n mooie zaterdag, een perfecte dag om de was te laten uitwaaien. Tot ik de badkamer inloop en opnieuw blij word van de leegte. Rommel opruimen schept bij mij telkens opnieuw ruimte in mijn hoofd. Het geeft rust. Ik kan niet koken als het aanrecht vol staat, op één of andere manier leidt dat af. Ik kan een paar keer de badkamer inlopen als de wastafels vol staan, maar dat geeft me op den duur echt een benepen gevoel. Het is alsof de rommel de ruimte in mijn hoofd nog kleiner maakt dan ze is. En dan kan ik niet denken of creatief zijn. Rommel beknot.

(www.pinterest.de)
En dat opruimen? Ik word er stilaan goed in. Daar waar je bij de eerste opruimbeurten nog niet durft categoriek te zijn (blijven of weg), maar toch redelijk wat “twijfelgevallen” over houdt, lukt het hoe langer hoe beter om de categorie “twijfelgevallen” miniem te houden, of te schrappen. Eigenlijk is het simpel: als je het al die jaren nooit gebruikt hebt, zal je dat de komende weken of jaren ook niet ineens gaan doen. Weggooien dus. Of een tweede leven geven bij mensen die er wel wat aan hebben. Op een rommelmarkt bijvoorbeeld, of in de kringwinkel.
Grappig hoe een heel maatschappelijk model gericht is op het verwerven van hoe langer hoe meer spullen, maar je eigenlijk veel blijer wordt van het opruimen of het scheppen van rust. En van zodra je je écht aan het opruimen zet, blijkt er toch héél veel in de categorie “overbodig” te zitten. Veel meer dan je op het eerste gezicht zou denken. Nu er weer ruimte is in mijn badkamer (en mijn hoofd) moet ik daar misschien eens over filosoferen 😉.