Opvoeden: theorie vs praktijk (2)

Meteen na het afronden van de laatste #ouderzondenpost, wist ik dat ik verder nog iets rond “opvoeding” en “ouderschap” wou brengen. Het moeilijkste aan opvoeden vind ik – achteraf gezien – het verschil tussen de theorie en de praktijk. Tussen hetgeen je je voorneemt te doen voor je kinderen hebt en hetgeen je effectief doet van zodra je mama bent.

Voor we kinderen hadden, wilden we hen maar al te graag een ruime voedselsmaak meegeven. We wilden hen zoveel mogelijk laten proeven, laten kennismaken met al het lekkers dat de wereld te bieden heeft. Behalve de dingen die we zelf niet lekker vinden uiteraard 😉. Twee jaar lang lukte dat ook wonderwel. De groentenpapjes gingen vlot binnen, zelfs de meest onmogelijke smaken. Zo verwonderde mijn oma zich er telkens opnieuw over dat de oudste dol was op witloofpap en daar ook ongelooflijk veel van binnen speelde. Maar toen kwam de “terrible two” en was het om zeep.

Uit het niets werden de dochters ineens een pak kieskeuriger als het op hun eten aankwam. Veel kieskeuriger! Ineens wilden ze zo goed als niks meer. Alles wat ze tevoren met veel smaak hadden opgegeten, daar trokken ze ineens hun neusjes voor op. En dat uitte zich vooral op het vlak van de gezonde dingen. Van groenten moesten ze ineens zo goed als niks meer weten. En ook bij fruit was het ineens opnieuw van nul beginnen. Gelukkig was er nog de tomaat, ongeveer de enige groente die de dochters altijd zijn blijven lusten. Die ze nog steeds lekker vinden trouwens.

In alle mogelijke opvoedingshandleidingen (voor zover die er al zijn, op papier of op het wereldwijde web) las ik veel (en vaak ook tegenstrijdig) advies. Maar wat wel bleef terugkomen, was dat het een fase was, typisch voor de leeftijd, en dat je moet blijven het voedsel aanbieden. Vooraleer kinderen gewend zijn aan een smaak moeten ze het vaak proeven. En dat hebben we gedaan. Vaak. Tot in het oneindige. Tot in den treure eigenlijk.

Heeft het geholpen? Bah, laat het ons een wisselend succes noemen. Gelukkig kwamen er in de loop der jaren stilaan terug groenten bij. Komkommers, wortelen, sla, boontjes, (koude, ongekookte) bloemkool. We draaiden heel veel groenten in soep, of in de spaghettisaus. Zo kregen de dochters ook al eens een courgette binnen, of een paprika. Ook pompoen- en bloemkoolsoep vinden ze best wel lekker. De oudste lust zelfs witloofsoep. Nog een andere oplossing was broccoli-, spinazie- of wortelpuree. En hen dan omkopen met worst, spek of fishsticks als ze toch maar een hapje groenten wilden eten. Maar er blijven nog altijd groenten over die ze niet meer eten. We hebben bovendien ook altijd tomaten in huis, als reserveoplossing.

We zijn daar eigenlijk heel snel pragmatisch in geworden. Als ze al soep binnen hadden, was ik vooral tevreden dat ze proefden en daarna toch maar hun dagelijkse portie vitamines uit tomaten haalden. Ze aten dan toch al iets gezonds. Dat ze hun neus ophaalden voor het eten dat wij met veel liefde hadden bereid, namen we er dan maar bij. Jarenlang heb ik geprobeerd om hen toch witloof met ham en kaas te leren eten, maar toen de jongste zelfs op haar twaalfde maar bleef kokhalzen van die ene hap die ze toch moest proeven, heb ik het opgegeven.

Wat ook wel eens wou helpen, is jouw kinderen tussen andere kindjes plaatsen en hen dan iets aanbieden dat ze eigenlijk niet echt lusten. “Zien eten doet eten”, en dat werkte écht wel. Dan proefden ze ineens wel van dat groene spul (kiwi) en bleken ze dat toch best lekker te vinden.

Overigens waren het niet alleen gezonde dingen die onze dochters niet wilden. Taart is nog steeds geen hit hier in huis, op de chocomoussetaart van de plaatselijke bakker na. Mama’s cake hebben ze ook pas op latere leeftijd leren waarderen. Eigenlijk pas toen ze zelf begonnen te bakken. Ook met koffiekoeken deed je hen helemaal geen plezier, tenzij je donuts in huis haalde (maar dan alleen de witte met gekleurde spikkeltjes). En de oudste heeft pas voor het eerst roomijs leren appreciëren toen ze in Italië nocciola ontdekte. Ze was toen 13.

witloof_miniAch, we hebben ons er relatief snel bij neergelegd (op het proeven na dan). Onze dochters zijn groot geworden op tomaten. Het zij zo. Gelukkig hebben ze met het ouder worden hun smaakpapillen toch weten uit te breiden. En af en toe slaagden ze erin ons toch te verrassen. Dan bleek de jongste ineens een voorliefde voor olijven ontwikkeld te hebben en moest de mama haar potje olijven bij de Italiaan ineens delen. (Wat toch wel een spijtige zaak was 😉.) Alleen blijft het jammer dat ik mijn voorliefde voor witloof niet heb doorgegeven. Misschien moet ik toch nog eens een poging wagen? Op het Paasmenu, zodat we de dochters kunnen omkopen met paaseitjes?

Advertentie

Vijf op vrijdag: favoriete zomergerechtjes

In de zomer eten wij anders dan in de winter. In de donkere, koude wintermaanden zal ik vaak trek hebben in hartige, zwaardere stoofpotjes of ovenschotels met veel puree en gebakken patatjes, terwijl ik in de zomer liefst licht en luchtig eet. Wat niet altijd “gezond” betekent, maar de kans daarop is in de zomer over het algemeen wel groter dan tijdens de wintermaanden.

Ook het snoepgoed verandert. Als we tijdens de wintermaanden regelmatig cake, brownies of koekjes bakken of af en toe eens vanillepudding koken, dan zullen we in de zomer de ijsmachine al eens vaker uit de kast halen (of de crèmerie in het dorp met een bezoekje vereren). Bakken gebeurt nog wel, maar we gaan de oven niet opwarmen als het sowieso al 35 graden is.

Aangezien we de eerste zonnige dagen achter de rug hebben, en we deze week opvallend meer zomergerechten introduceerden, zullen we onze favorieten eens opsommen in onze Vijf op Vrijdag/Zaterdag (met dank aan Boston, baby! voor de inspiratie).

  1. Mozzarella met tomaten, olijfolie, zout en peper. Uiteraard kan je dit tijdens de wintermaanden ook eten als aperitiefhapje, maar het smaakt nooit beter dan tijdens de zomermaanden, als we verse tomaten mogen meebrengen uit Opa’s tuin. Met buffelmozzarella en smaakvolle olijfolie. Of je moet het in Italië zelf eten natuurlijk, waar de tomaten wel pas in de supermarkt komen als ze al volledig gerijpt zijn (en dus smaak hebben). Wij zijn verwend/verknoeid voor het leven omdat we al heel vroeg het verschil leerden tussen verse smaakbommen uit onze tuin en de slappe, waterige winkelvariant.
  2. Barbecue. Voor mij het excuus bij uitstek om me te buiten te gaan aan verse groentjes. Sla, tomaten, komkommer, bloemkool, boontjes, worteltjes, radijsjes, augurkjes en ajuintjes. Doe er dan nog een koud eitje, een aardappelslaatje of tabouleh bij en ik ben al ruim tevreden. Naar ’t schijnt moet je daar ook nog vlees bij eten. Als het dan toch echt moet, dan geef ik de voorkeur aan een witte pens. Grappig eigenlijk want de rest van het jaar eet ik nooit witte pensen. Ik vind dat eigenlijk alleen lekker met véél groentjes en gegrild op de barbecue.
  3. Koude schotel. Opnieuw een schotel vol groentjes, maar ditmaal aangevuld met het overheerlijke garnaalslaatje van de echtgenoot, gerookte forel en gerookte zalm. Meestal hebben we genoeg voor twee dagen en dan krijg ik de overschot een dag later mee naar het werk. (Anders “offert” de echtgenoot zich meestal op voor onze restjes.) Onze koude schotels zien er ook altijd fantastisch uit: de echtgenoot is een pro in het schikken. En aangezien ik vooral “eet met de ogen”, werkt dat trucje elke keer.
  4. Pizza. Uiteraard eten we ook in de winter pizza, maar toch is het vooral een zomers gerecht. Het was jarenlang de vaste keuze van de oudste op haar verjaardagsfeestjes. Die steevast buiten doorgingen, héél vaak onder een stralend zonnetje. Waarbij de kinderen zich eerst hadden uitgeleefd in het zwembad, of met de waterballonnen. Intussen bakte ik een paar schotels pizza, die we dan buiten, onder de parasol, aan lange tafels verorberden, in fijn gezelschap. Ook onze favoriete keuze in Italië, waar ik de simpele pizza’s leerde verkiezen. Er is niets zo heerlijk als een pizza met olijfolie, ajuin, peper en zout. Of olijfolie, courgette, peper en zout. Of enkel olijfolie en peper en zout. Ja, ik vind een pizza bianca alle verdure (met groentjes) vaak minstens even lekker als de tomatensaus-variant.
  5. Een club-ciabatta. Voor mij hoeft er in de zomer niet per sé gekookt worden. Ik geniet minstens even hard van een vers broodje recht uit de oven. Nog een beetje lauw en knapperig, vol groentjes: sla, tomaten, komkommer, wortelen, een eitje, augurken en ajuintjes. Saus hoeft er niet bij, beleg ook niet per sé, maar een sneetje Hollandse kaas, Italiaanse Parmaham, onze “meesterlijke” hesp of een sneetje gerookte zalm mag gerust. En als we nog boontjes of bloemkool over hebben, prop ik er dat ook tussen. Met de nodige commentaar van de echtgenoot en de kinderen tot gevolg: “het steekt nauw zeker” of “die ene augurk ligt toch écht wel een beetje scheef, daar kan je best nog iets aan doen”.

Toscaans etenEén constante: lekker, vers en vooral véél groentjes, die net dit seizoen bomvol smaak zitten. Laat de zomer dus maar komen, wij zijn er volledig klaar voor. En als de zomer niet wil komen, kunnen we ‘m al in huis halen met onze gerechtjes. Koude schotel morgen? Pizza op maandag?

Op naar een gezonder leven? – deel 2

Halverwege februari nam ik me voor om wat gezonder te gaan leven. Om de goede voornemens voor het nieuwe jaar in de praktijk te brengen. Concreet had ik me toen voorgenomen om meer fruit te eten en terug wat meer te sporten. We zijn nu een kleine maand verder. We hebben de drie weken achter de rug die je blijkbaar nodig hebt om van een goed voornemen een gewoonte te maken. We kunnen dus al een eerste keer evalueren.

Meer fruit eten. Het lukt, vooral dankzij de tip om ’s morgens bij het ontbijt je fruit van de dag te nuttigen. Dat zorgt ervoor dat je meteen al je hele portie binnen hebt, je hoeft dus voor de rest van de dag niet met fruit te sleuren, wat ik eigenlijk nooit deed. Je bananen worden niet geplet in je boekentas, je appels worden niet bruin of beurs en blijven dus smakelijk om te eten. Het maakt de timing ’s morgens wel wat krapper, maar ik heb het ervoor over. Als ik een bullet journal had bijgehouden, had ik elke dag mijn fruitvakje mogen kleuren. Meer fruit eten, check!

Meer sporten. Ook dat is de afgelopen 3 weken weer een gewoonte geworden. Maar niet van harte. En ik ken mezelf, ik heb eerder al goede starten gemaakt, om dan een paar weken later weer af te haken. We zijn er dus nog niet, maar het begin is er. Wat me wel is bijgebleven: ik sport véél liever ’s morgens of in de voormiddag dan ’s avonds. Het fietsen gaat bij het begin van de dag een pak beter dan ’s avonds. Daar waar het uurtje ’s morgens vlotjes voorbijvliegt is het ’s avonds eerder de minuten aftellen. Het tempo ligt ’s morgens ook gewoon een stukje hoger. Telkens opnieuw stel ik me bepaalde doelen (40 km fietsen, 60 minuten trappen), maar ’s morgens slaag ik er makkelijk in om die 40 km te halen binnen de 60 minuten. Bovendien durf ik er dan nog wel eens een schepje bovenop doen: naar 700 kcal of naar 50 km,… ’s Avonds ben ik gewoon blij als ik mijn 40 km haal, ook al moet ik er dan 65 minuten voor trappen.

SomeeGym

(www.someecards.com)

De oplossing is dus simpel: ik moet ervoor zorgen dat ik ’s morgens kan fietsen. Alleen zie ik het niet zitten om daarvoor een uur vroeger op te staan. Er zijn nu eenmaal grenzen aan wat je bereid bent op te offeren voor een gezonder leven – slaap is daar in mijn geval niet bij. Dus probeer ik mijn sessies op mijn vrije dagen zo vroeg mogelijk te plannen en probeer ik nog één avondsessie te verteren. Ook hier heb ik mentaal alle sportvakjes in mijn ingebeelde bullet journal kunnen kleuren de voorbije weken.

Tenslotte heb ik gemerkt dat je automatisch minder snoept als je je ’s morgens vol steekt met fruit. En ’s avonds fietsen helpt dan weer wel tegen de chips-cravings die me wel eens willen overvallen in de zetel voor “De Mol” of “Temptation Island”. Alleen maak ik mezelf dan wijs dat de weegschaal nu net iets meer aangeeft doordat spieren nu éénmaal meer wegen dan vet. Toch? Anders is er ergens in dat gezonder leven toch nog een systeemfoutje geslopen…

Een week zonder…

Stoppen met een verslaving, ook al is het dan Cola Light, het doet wat met een mens. Vandaag zijn we precies één week zonder. 7 dagen zonder Cola Light, dat overkwam me voor het laatst tijdens de zwangerschap van de jongste. Aspartaam is immers niet gezond voor ongeboren kindjes en dat was een goede reden om mijn dagelijkse blikje toch maar te laten. Tot op de dag van de geboorte natuurlijk, dan begonnen we gewoon opnieuw, na 9 Cola Light-loze maanden. Dan verviel ik al snel weer in mijn dagelijkse kwalijke gewoonte.

Op zich viel mijn “verslaving” eigenlijk wel mee: ik rook niet, ik drink met mate, ik gok niet, ik heb nooit aan drugs gedaan, waarom zou ik me dan druk maken in dat ene blikje Cola Light per dag? En toch. Dat het niet gezond is, dat wisten we al. Dat je lichaam hoe langer hoe meer vraagt voor hetzelfde effect, hadden we ook al (een tijdje) gemerkt. Maar dat je ook andere “ontwennings”-verschijnselen doormaakt, dat vond ik toch wel een beetje straf.

Dat ik elke dag een paar keer “verlangde” naar mijn blikje, is toch wel merkwaardig. Het is maar frisdrank en eigenlijk drink ik doorheen de hele dag meer dan voldoende water. En toch kende ik dagelijks wel een paar moeilijke momenten. Zin hebben in dat ene blikje, dat ook nog steeds binnen handbereik was. Op karakter toch maar naar het flesje Spa met pompelmoes grijpen terwijl je eigenlijk misschien toch wel liever dat blikje Cola Light naar binnen zou werken. Voor een beetje extra energie, uit gewoonte, uit goesting. Terwijl ik het smaakje echt niet meer lekker vond de laatste weken.

20161218_1426521_miniNa dag drie droomde ik zelfs van mijn blikje. Voelde ik ’s nachts echt de “craving” en moest ik ook echt opstaan om iets te gaan drinken. Het deed me terugdenken aan de zwangerschapsdiabetes tijdens mijn laatste zwangerschap. Je moet dan op dieet, je moet dan constant je bloedsuikerspiegel checken en je moet die hele periode héél erg opletten met snoepgoed en andere zoetigheden. Een pijnlijke zaak voor een zoetebekje als ik. Zeker omdat de zwangerschapsdiabetes net geconstateerd werd na Sinterklaas. Ik was toen een dikke 7 maanden ver en moest nog tot einde januari. Zielig vond ik mezelf toen: het Sinterklaas-snoepgoed lachte me uit telkens ik de berging binnen ging en ook tijdens de feestperiode moest ik heel erg op mijn eten letten. Uiteraard doe je dat voor je kindje, maar ik denk dat er toen weinig nachten waren dat ik niet van eten, snoep of chocolade droomde.

Naarmate mijn Cola Light-loze week vorderde, werd het wel makkelijker om de goesting te weerstaan. De drang viel beetje bij beetje weg. Dan is het tijd om naar huis te vertrekken en bedenk je je ineens dat je de hele werkdag geen zin gehad hebt. Het valt ook op dat de drang naar zoetigheden tussendoor bijzonder snel afneemt. In plaats van af te tellen naar het tienuurtje, werd het nu zonder problemen middag zonder mijn gebruikelijke multigranenkoekje. Al bevielen de Sinterklaas-clementijntjes me wel opvallend goed. Mijn energiepeil was niet anders dan anders, maar ik sliep uitstekend in het begin van de week. Deze week deed het me ook veel deugd om beweging te hebben en buiten te zijn. En dus offerde ik me maar al te graag op als de dochters tussen het studeren door eens nood hadden aan een wandelingetje, met de hond. Zo haalde ik voor het eerst in maanden nog eens mijn wekelijkse “stappendoel”.

Eén week zonder. Al een week. Maar een week. En het is “maar” Cola Light. Toch ben ik stiekem een beetje fier op mezelf. Mijn lijf kan er aan de vooravond van alweer een verjaring maar wel bij varen: na 25 jaar eindelijk Cola Light-vrij. Die eerste week hebben we dan toch al gehad ;-).