Morgen is het 8 maart, internationale vrouwendag. Dat er nog veel werk aan de winkel is, mag duidelijk zijn. Ik lijstte vorig jaar een heel aantal werkpunten op en ik merk nog niet meteen veel vooruitgang. En toch ben ik dit jaar net iets optimistischer dan de voorbije jaren. Toch heb ik dit jaar hoop dat we héél langzaam toch aan een mentaliteitswijziging bezig zijn. Toch heb ik het gevoel dat de geesten stilaan aan het rijpen zijn.
Er was het afgelopen jaar immers veel ophef. We hadden #metoo, we hadden #Time’s Up en de stemmen zwijgen niet. Toonaangevende vrouwen dragen het debat en zetten het voort, zoals afgelopen zondag nog, toen actrice Frances McDormand in haar acceptatiespeech als beste actrice op de Oscars eerst en vooral nadrukkelijk haar vrouwelijke medegenomineerden vroeg om te delen in de eer en recht te gaan staan. Ze eindigde bovendien met een pleidooi voor de befaamde “inclusion rider”.
De storm gaat niet liggen, vrouwen laten van zich horen. En ja hoor, ik weet dat er intussen ook een tegenbeweging gaande is, “dat het allemaal te ver is doorgeslagen”, dat we moeten opletten voor “een nieuwe vorm van puritanisme”… maar toch blijf ik (voorzichtig) optimistisch. Het was lang geleden dat vrouwen en vrouwelijke onderwerpen zo nadrukkelijk het debat beheersten.
Zijn we er? Natuurlijk niet. Er blijft veel te veel werk. Er is nog steeds het glazen plafond, er is nog steeds geen fundamentele gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen (in te veel landen wereldwijd), er zijn nog steeds te veel sectoren en functies waarin vrouwen ondervertegenwoordigd blijven. Het lijkt te vaak dat vooral vrouwen de druk voelen om tegelijkertijd de perfecte mama te zijn die alles weet te combineren met een topcarrière en voldoende tijd voor zichzelf, haar partner en haar omgeving. Vooral vrouwen blijven worstelen met de invulling die ze aan elk van die rollen moeten geven. We zijn nog steeds veel te streng voor elkaar: we oordelen en veroordelen nogal makkelijk in plaats van eindelijk allemaal samen met één stem te spreken. We scheppen er schijnbaar plezier in om elkaar af te maken in het borstvoedingsdebat. En ook een gesprek over het al dan niet thuisblijven als mama ontaardt bijzonder snel in zinloze en pijnlijke scheldpartijen.
Maar we gaan de strijd wel aan. We laten van ons horen. Het stemt me vooral optimistisch dat de jonge generatie hier mee het voortouw in neemt. Actrices als Emma Watson en Jennifer Lawrence spreken zich fier uit als feministes en zetten op die manier een hele generatie aan om kleur te bekennen. En dat werkt.
Bovendien laten ook hoe langer hoe meer mannen zich uit. In mijn ogen blijft dit een strijd die we samen aangaan en is dit geen gevecht vóór vrouwen en tegen mannen. Ik hoop dat we hier op de lange duur allemaal beter van zullen worden, zowel mannen als vrouwen. Voor mij als feministe gaat het immers vooral om een betere en een eerlijkere verdeling van zeggenschap, van middelen, van tijd, voor ons allemaal. Als ik als vrouw bijvoorbeeld hetzelfde loon verdien als een man in een gelijkaardige functie, dan kan ik meer bijdragen aan het gezinsinkomen. Dan voelt mijn man misschien minder de druk om altijd maar meer te verdienen en beter te presteren. Dan kan hij als vader, net als ik, ervoor kiezen om aanwezig te zijn voor zijn kinderen, of even een stapje terug te zetten. Het is hoopgevend dat mannen grensoverschrijdend gedrag van gelijken niet langer zomaar goedpraten of zelfs afkeuren. Het is hoopgevend dat (bekende) mannen aangeven dat zij een actieve rol willen opnemen in de opvoeding en het huishouden en dat vaak ook gewoon doen.
We zijn er nog niet, maar we hebben dit jaar wel stapjes in de goede richting gezet. Laat ons hopen dat we op dit elan kunnen doorgaan. Dat 2017-2018 een keerpunt zal blijken.
Ik hoop het zo ontzettend hard.