Een tijdje geleden mocht ik op bijscholing. Twee dagen lang werkten we met de collega’s rond “talent”. We kregen soms zeer interessante uiteenzettingen en we volgden een aantal workshops, waarin we zelf actief aan de slag moesten. Ik heb die dagen veel bijgeleerd, maar er was één workshop waarin ik het licht zag.
Eigenlijk was het een workshop van amper een uurtje en konden we niet diep genoeg op het thema ingaan. Aan de hand van een aantal stellingen bepaalden we ons “persoonlijkheidstype”. De test was niet uitgebreid genoeg, maar bleek verrassend accuraat, zowel voor mij als voor de meeste collega’s. Grappig hoe anders je op bepaalde situaties reageert volgens je type, grappig om te zien welke prioriteiten je spontaan kiest. Heel interessant ook toen we probleemsituaties met elkaar moesten delen: sommigen overleggen, anderen ondernemen actie en nog anderen analyseren… En toch vormen al die verschillen een mooi geheel.
Maar het was in de nabespreking achteraf dat mijn frank viel. Want het viel een aantal collega’s op dat bepaalde types wel héél vaak voorkwamen in bepaalde jobs. En uiteraard was er een zekere correlatie tussen je persoonlijkheidstype en de functie die je meestal uitoefent of de taken die je geneigd bent op jou te nemen. Dat klopt, gaf de lesgever toe, meestal toch. Want veel mensen gaan net die dingen waar ze minder goed in zijn overcompenseren. Sommigen oefenen ook jarenlang een job uit die eigenlijk niet echt bij hun type past. “Kan dat?” “Uiteraard”, antwoordde de lesgever, “maar het zal je meer tijd en moeite blijven kosten.” En ergens is het ook nutteloos, want er zijn “types” die daarin beter blijven omdat die eigenschappen wel in hun persoonlijkheid zitten en in de jouwe niet. Terwijl jij dan weer andere unieke kwaliteiten hebt, die even nuttig kunnen zijn.
Het kwartje viel en bleef vallen, ook toen ik ’s avonds uitgebreid nakaartte met de echtgenoot. Want de lesgever had een punt: het is gewoon makkelijker én aangenamer als je naar je talenten leeft. Maar jammer genoeg is onze maatschappij volledig omgekeerd georganiseerd. Al van in de prille jeugd wordt te vaak de nadruk gelegd op wat je (nog) niet (goed genoeg) kan. Wordt de vergelijking gemaakt met dat onbestaande gemiddelde waar iedereen moet aan voldoen. En al van in je kindertijd wordt je aangeleerd dat alles kan, mits voldoende inzet en oefening.
Bij studiekeuzes wordt altijd eerst gekeken naar wat je niet kan. We mikken allemaal zo hoog mogelijk tot blijkt dat je het niet aankan en dan maar moet afzakken. In je puberjaren word je gedefinieerd als “onvoldoende voor wiskunde” of “onvoldoende voor Latijn” of “onvoldoende voor Frans”. Net in die uiterst breekbare puberperiode van opgroeien naar volwassenheid word je gekarakteriseerd naar gelang de dingen waar je niet goed in bent.
Later als je gaat werken, duurt dat voort. In je jaarlijkse evaluatiegesprekken worden je sterke punten ook wel opgesomd, maar wordt toch vooral gewezen op je werkpunten. Er wordt dan gevraagd welke opleidingen je nog nodig hebt, hoe je geholpen kan worden om je zwakkere kantjes bij te schaven. Op geen enkel moment in mijn carrière zijn me opleidingen aangeboden om mijn sterke punten nog verder te ontwikkelen “want dat kan je al, daar ben je al goed in”. Ik heb er ook nooit om gevraagd, ook ik wou vooral aan mijn minpunten werken, in de ijdele hoop daar ooit mijn troeven van te maken.
Eigenlijk is dat fundamenteel verkeerd. Wat een verspilling van tijd en moeite. Want een chaoot in het diepst van zijn gedachten zal nooit het grootste organisatietalent worden, ook al doet hij jarenlang zijn best. Hij zal wel trucjes leren en hij kan zijn chaos leren beheersen, maar dat blijft telkens opnieuw veel van hem vragen. En misschien is op die manier wel een sterke people manager verloren gegaan, of een baanbrekend artiest of een bijzonder lucratief idee ;-).
Het pakte me, het was ook zo herkenbaar. Ik heb jarenlang veel energie gestopt in mijn minpuntjes, ik heb er zo hard aan gewerkt. Om dan te horen dat je er eigenlijk toch niet veel kan aan doen, want je talenten liggen daar niet. Maar het was ook een ongelooflijke bevrijding om het eens van de andere kant te bekijken. Er zijn ook dingen waar ik echt in uitblink. En toen was ik gewoon trots zijn op mijn kwaliteiten. Alsof men mij een nieuwe bril gegeven had en ik mezelf voor het eerst écht goed kon zien.
Daar moet je dan 42 voor worden…