Het is een drukke week. Onze dochters hebben dit weekend dansoptreden en dus is de week gevuld met repetities en de gewone danslessen. Tussendoor was er ook nog oudercontact over de studiekeuze. Bovendien werd ook de echtgenoot-leraar zelf op het oudercontact verwacht en heeft hij later deze week ook nog leerlingenconcert. En dus wordt er deze week weer geïmproviseerd en vooral veel heen-en-weer gereden om de dochters en de rest van het gezin tijdig op alle afspraken te krijgen. En uiteraard komt alles samen: toevallig is het ook nog een hectische werkmaand en zijn ook de weekends goed gevuld.
Maar het was gisteren zo’n mooie, schitterende zomerdag. Toen ik na mijn ochtendmeeting halverwege de namiddag thuiskwam, heb ik voor één keer de boel de boel gelaten, een boekje genomen en me in de tuin geïnstalleerd. Ik heb het zelfs niet lang volgehouden met het boekje, maar al na een tiental bladzijden begonnen de lettertjes te dansen en heb ik mijn ogen héél even gesloten. Om een uurtje later terug wakker te worden, nog steeds in het zalige zonnetje (en wees gerust, ik had me ingesmeerd).
En ja, er was nog werk in het huishouden. Dat is er altijd en dat loopt niet weg. En we hebben ’s avonds ruimschoots gecompenseerd en de resterende strijkmanden weggewerkt. Maar soms moet je ook gewoon het moment durven grijpen. Soms moet je ook naar je lichaam luisteren en dat af en toe – zeker in drukke periodes – de nodige rust gunnen. En dan soms eens een uurtje in het zonnetje bijtanken. Zonne-energie opdoen.
Het zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar dat is het voor mij absoluut niet. Vroeger zou ik gewoon door werken, eerst mijn taken afronden en dan pas rust nemen. Om dan ’s avonds uitgeteld in bed te “vallen” en te moeten constateren dat rusten er die dag voor de verandering weer niet in zat. Of die week. Of soms zelfs die maand. Vroeger ging ik maar door en door. En dat lukt, voor een tijdje, maar op een bepaald moment zegt je lichaam stop. Dan word je geveld door een simpel virusje of dan slaat de migraine weer toe. Veel te veel jaren heb ik mijn lijf tot het uiterste gedreven.
En dat deed ik mezelf aan. Omdat ik alles “perfect” wilde doen. Omdat ik controle wilde houden. “Wat je zelf doet, doe je beter.” Omdat ik geen hulp wilde of durfde te vragen. Omdat het mijn verantwoordelijkheid was… Er was altijd wel een nieuwe reden om er nog net dat tikkeltje bovenop te doen. Terwijl ik de echtgenoot en de dochters wel aanspoorde om op tijd en stond rust te nemen. Om eens met een boekje in de zetel te gaan zitten. Om een middagdutje te doen. Maar intussen bracht ik mijn eigen goede raad te weinig zelf in de praktijk. Tot de echtgenoot en de dochters me een spiegel voorhielden. Tot ze hun bezorgdheid uitten dat “mama zelf ook eens moest rusten, want dat het niet leuk is als mama moe is. Dan is ze zo snel kwaad…”
Laat ons zeggen dat het een leerproces blijft. Dat het makkelijker is om zelf rust in te bouwen als we dat hier allemaal samen doen. Dat ik me nog altijd schuldig voel als ik de manden strijk negeer om tussendoor een dutje te doen of ’s avonds veel te vroeg in slaap val. Ook al zegt de echtgenoot elke keer opnieuw “dat is een teken dat je het nodig had”. Ik zou soms nog wat sneller mijn grenzen moeten bewaken, maar ik oefen en ik doe mijn best. Maar gisteren, in het zonnetje, heb ik héél even gewoon genoten. Van de warmte, van de zon, van het dutje, van het niksen. Van het feit dat ik het “moeten” héél even losliet.
Wedden dat ik nog een echte pro word binnenkort/ooit?