Een paar dagen geleden stond ik in een winkel kleren te passen. Vaak neem ik dan iets mee “om eens te proberen”, met de gedachte dat zo’n soort kledij me toch niet zal staan. Maar omdat het iets is dat in de mode is, of dat ik écht heel mooi vind bij andere vrouwen, neem ik het toch mee. Vanuit de gedachtegang “dan hebben we het gepast, gezien dat het mij niet staat en dan hoeven we niet verder te dromen van een dergelijke jurk, of een dergelijk truitje,…”.
Maar heel vaak staan die dingen me dan toch. En dat ik mezelf onderschat, heeft nog altijd zijn wortels in mijn puberteit. Ik vond de overgang van meisje naar vrouw eigenlijk niet zo’n leuke tijd. Ik was altijd een halve jongen geweest, een speelvogel en was zeer jong van geest. Ik was nog niet klaar voor de vormen die ik ineens kreeg. Ik heb me lang niet thuis gevoeld in mijn lijf. Bovendien genoot ik in mijn late puberteit en in mijn studententijd best wel van het leven: ik at graag lekker, we dronken al eens een (paar) drankje(s) en veel sport kwam er in die jaren niet echt meer aan te pas. Tenzij je headbangen (ik ging uit in de grunge jaren ’90) zou meetellen.
Aan mijn studententijd hield ik toch wel een tiental kilootjes te veel over. Die er tijdens mijn werkjaren prompt weer afgingen, maar in mijn hoofd zijn ze altijd blijven plakken. En dus meet ik eigenlijk nog steeds met een beeld van mezelf dat al jaren niet meer met de realiteit strookt. Zo kan het soms even duren vooraleer ik me realiseer dat die vrouw in het spiegelbeeld van het uitstalraam en ik één en dezelfde persoon zijn. Vaak heb ik zelfs al gedacht dat die eigenlijk toch wel een schoon lijf heeft voor mijn frank valt. Dat klinkt allicht best grappig, maar eigenlijk is het voor mezelf toch een beetje groen lachen dat ik dan achteraf doe.
Voor een stuk hoort het bij het opgroeien: jezelf leren aanvaarden zoals je bent, met je min- en pluspuntjes. In de loop der jaren leer je ook dat de dingen waar jij je zo hard aan stoort, dat dat vaak net de dingen zijn die jou uniek maken, die jou je charme geven. En je leert ook je minpuntjes verdoezelen en je pluspunten uitspelen. Hoe ouder je wordt, hoe meer je leert relativeren. Ik voel me begin 40 beter in mijn vel dan toen ik een tiener was. Als ik terugblik, vind ik het voor mijn tienerzelf vooral jammer dat ik me zo kon opjagen in uiterlijkheden en dat ik me soms zo liet leiden door de mening van anderen.
Intussen ben ik echter mama van twee tienerdochters en is het mijn taak om hen een realistisch zelfbeeld mee te geven. Moet ik hen op hun eigenheid wijzen. En ja, zoals dat bij tienermeisjes gaat, wil degene met sluik haar graag “een slag” en omgekeerd. Onze dames zijn heel andere types en soms kunnen ze daar wel eens over doorbomen: dan willen ze net datgene hebben of zijn dat de ander heeft of is. Dan is het aan ons om hen erop te wijzen dat iedereen wel iets heeft waar hij/zij ontevreden over is en dat iedereen wel graag iets zou veranderen aan zijn lijf. Als mama hoop ik hen vooral te leren dat ze zichzelf moeten aanvaarden zoals ze zijn. Perfectie bestaat niet en gelukkig maar, want ik denk dat het leven dan ongelooflijk saai zou zijn. Maar ik wil voor mijn dochters vooral niet dat zij twintig jaar later nog “schrikken” als ze zichzelf toevallig in een winkelraam zien.
En de jurk uit het pashokje? Ik heb ze gekocht. Nu ik het nog kan dragen, zal ik het ook dragen. Wie weet begint de zwaartekracht binnenkort op te spelen… Ik hoop dat mijn dochters dan op hun beurt hun moeder zullen behoeden voor modeflaters op haar oude dag ;-).