De voorbije weken moest ik regelmatig de baan op, professioneel gezien dan. Met de wagen rijden, is eerlijk gezegd niet hetgeen ik het liefst doe. Als ik kan, verkies ik het openbaar vervoer, zeker in de spitsperiode. Maar soms is het openbaar vervoer gewoon geen alternatief, omdat je niet op de plek raakt waar je moet zijn, of pas na héél veel omwegen en vertraging. En dus had ik de voorbije weken soms geen andere keuze dan mijn autootje van stal te halen.
Ik heb een late rij-roeping gehad. Op mijn achttiende zei het me niet zoveel. Bovendien hadden mijn ouders net een nieuwe wagen gekocht en zagen ze het niet meteen zitten om me met die wagen te leren rijden. Dat mijn zomer na het middelbaar dan ook was volgepland met taalstages, kwam hen dus eigenlijk niet zo slecht uit. Het heeft geduurd tot na mijn studies vooraleer ik leerde rijden. En dat deed ik met de rijschool. Toen ik mijn examen had afgelegd, kwam mijn moeder mij oppikken met de legendarische woorden: “Is het wonder geschied?”. Ja hoor.
Toen ik begon te werken, heeft het nog een hele tijd geduurd vooraleer ik met de auto ging werken, maar toen ik eenmaal begon te rijden, was ik snel overtuigd: ik won er zoveel tijd mee. Tijd die ik verloor met wachten. Wachten op de trein die moest komen, op mijn aansluiting, op de bus. Uiteindelijk was ik zo goed als 1,5 uur onderweg voor een autoritje van 45 minuten.
Maar een paar botsingen later, onder andere met vrachtwagens op de autosnelweg, kreeg ik schrik. Ik was in het begin misschien een beetje te enthousiast, maar zelfs als je zelf voorzichtig bent, heb je in het verkeer nooit garanties dat de andere chauffeurs niet een beetje verstrooid zijn, of vermoeid, of heel even niet opletten. En dus begon het verkeer me stress te bezorgen: in extreme weersomstandigheden, tijdens files,… Toen ik van job veranderde, was ik dan ook blij dat ik het openbaar vervoer kon nemen, of dat ik dichter bij huis werkte en de autostrades kon vermijden.

(www.loesje.nl)
Maar af en toe is het gewoon nodig. Dan is het tijdsverschil te groot en neem ik dus wel de auto. Zo moest ik de afgelopen weken twee keer naar Gent. Ik kom er niet vaak en meestal nemen we de E19 en daarna de E40. Die weg ken ik, maar die route was in de ochtendspits uiteraard geen optie wegens 3 structurele files. Dus reden we langs Antwerpen, en dat viel al bij al nog mee. De meeste tijd verloor ik op de ring rond Mechelen-Noord (!), voor de rest liep de rit eigenlijk heel vlotjes. Dus was ik ruim op tijd op de plaats van afspraak. Had ik zelfs nog een uurtje speling.
Die avond was ik wel compleet uitgeteld. Ik blijf zo’n verplaatsing héél erg vermoeiend vinden. Ik heb ontzettend veel bewondering voor mensen die dit dag in dag uit professioneel doen. Voor mij zou het geen optie zijn. Geef mij de trein maar. Je kan er op je gemakje een boek lezen, je zet dagelijks toch serieus wat stappen (want je werkplek ligt uiteraard nooit naast het station…) en je bent uitgewaaid tegen het moment dat je thuis komt. Het enige gemis in de trein is Studio Brussel. En af en toe is er wat/veel vertraging, of komt de trein niet opdagen. Maar daar wen je aan. En dan is er nog altijd de auto als alternatief. Zelfs voor deze schrikschijter. Als het echt niet anders kan.
Stiekem ben ik dan ook blij dat het paasvakantie is. Dat we (bijna) even alle verkeer en verplaatsingen kunnen laten voor wat het is. De komende twee weken halen wij de ochtendspits sowieso niet ;-).
Als je weer een goeie smartphone hebt, kan je daar ook radio op luisteren hoor 😉
Ik heb 4 jaar gependeld met de trein naar Brussel en was het kotsbeu, maar met de auto gaan was ook geen optie. Nu werk ik veel dichter bij huis, een luxe die ik zomaar niet wil opgeven.
Dat begrijp ik volledig!
Pingback: Avonturen op de baan | Tifosa